Aanklacht tegen de drugsprofeten (vrij lachwekkend)
Deze brochure van de hand van Vlaams Blok-kamerlid Filip De Man werd in de maand maart 2001 geactualiseerd door Marc Joris. Peter Lemmens deed de eindredactie. De opmaak werd verzorgd door Geert Vander Roost. Verantwoordelijke uitgever: Frank Vanhecke,
INHOUD
I. Inleiding blz. 7
II. Wat zijn verslavende middelen? blz. 9
III. Wetgeving in verband met drugs blz. 11
IV. De drugsplaag blz. 13
V. Drugsprofeten blz. 15
VI. Nederland, ‘gedoogland’ blz. 21
VII. Wallonië: recht op roes blz. 25
VIII. Gratis heroïne blz. 27
IX. ‘Soft’ en ‘hard’ blz. 37
X. Op weg naar een gedoogbeleid met de CVP blz. 39
XI. De paarsgroene regering duwt het gedoogbeleid erdoor blz. 41
XII. Een andere aanpak: het Zweedse voorbeeld blz. 44
XIII. Standpunten en voorstellen blz. 45
XIV. Besluit blz. 53
INLEIDING
In de jaren zestig en zeventig bleef het gebruik van verslavende middelen in Vlaanderen beperkt tot een zeer marginale groep ingewijden. Het is sedertdien echter angstwekkend snel gegaan: in een paar tientallen jaren is het drugsgebruik uitgegroeid tot een ware plaag die verwoestingen aanricht in steeds bredere geledingen van onze samenleving. Wanneer we deze evolutie niet ombuigen, valt er zelfs voor te vrezen dat we de generaties van de 21e eeuw opzadelen met bijna onoverkomelijke problemen.
Het stijgend gebruik van verdovende middelen neemt momenteel inderdaad reeds dramatische vormen aan. Alleen al in ons land zijn er tienduizenden (vooral jongere) mensen verslaafd aan drugs zoals heroïne, cocaïne, amfetamines... Drugs vormen tevens de rechtstreekse aanleiding voor een belangrijk deel van de misdaad en zadelen onze samenleving op met een zware maatschappelijke kostprijs (probleemjongeren, werkverzuim, verkeersongevallen, opvang van verslaafden, medische verzorging, AIDS,...). Bovendien kan de macht van de internationale drugskartels uiteindelijk lei- den tot de ontwrichting van de samenleving, niet alleen in de V.S. en in verschillende Zuid-Amerikaanse en Aziatische landen, maar ook bij ons. Er zijn dus redenen genoeg om dit schrijnend maatschappelijk probleem onder ogen te zien, en vooral: om er oplossingen voor aan te reiken. In deze brochure geven we een overzicht van de verschillende deelaspecten van het drugsprobleem, van de soms verbijsterende standpunten van andere politieke partijen, van het waanzinnige drugsbeleid dat door de CVP tijdens de vorige regering in de steigers werd gezet, en dat nu door de paarsgroene coalitie met verdubbelde ijver wordt uitgevoerd. Uiteindelijk besluiten we met de voorstellen die door onze partij naar voor worden geschoven om de opmars van de drugsplaag terug te dringen.
II. WAT ZIJN VERSLAVENDE MIDDELEN?
Er zijn vele definities van drugs. Laten we beginnen met deze algemene omschrijving: “Drugs zijn producten of middelen die het bewustzijn kunnen veranderen en met dat doel gebruikt worden. Drugs kunnen het bewustzijn stimuleren, verlagen en/of verstoren”. In een andere definitie worden drugs omschreven als “stoffen die door hun werking in de hersenen psychische veranderingen teweeg brengen, waardoor de mens zichzelf en zijn omgeving op een andere wijze gaat beleven, en die hij als aangenaam of nuttig ervaart.”
Ons begrip drugs slaat dus specifiek op roesopwekkende en verslavende middelen.
Deze omschrijvingen gelden niet alleen voor marihuana of heroïne, maar ook voor bijvoorbeeld alcohol. Sociaal aanvaarde substanties zoals tabak, koffie, alcohol, evenals geneesmiddelen die kunnen verkregen worden zonder voorschrift, worden door sommigen inderdaad ook onder de noemer drug geplaatst (zelfs chocolade zou een drug zijn, indien men tenminste een rapport van het Europees Parlement van 1992 mag geloven...). Hoe dan ook, deze substanties zijn niet opgenomen in de strafwet, mogen legaal verkocht en gebruikt worden en geven in alle geval niet of toch in veel mindere mate aanleiding tot misdadig gedrag. Niemand heeft ooit een moord gepleegd of een verkeersongeval veroorzaakt onder invloed van koffie, tabak of chocolade. We beperken ons in deze brochure dus tot de ‘illegale’ drugs, deze die in de strafwet opgenomen zijn, of anders gezegd: de drugs die omwille van hun schadelijke gevolgen sociaal onaanvaardbaar zijn.
KWALIJKE GEVOLGEN
Hierna een overzicht van de diverse gevolgen van de meest bekende drugs.
. Opiumderivaten Morfine en heroïne hebben een sterk verdovende werking. Op lange termijn stelt men constipatie, verminderde eetlust en ziekelijke vermagering vast. Na verloop van tijd worden tal van fysische en geestelijke functies aangetast. Infecties door het inspuiten met besmette naalden (AIDS, hepatitis) zijn legio. De psychische en lichamelijke afhankelijkheid is zeer groot.
. Cocaïne meestal onder de vorm van een wit poeder. Heeft een algemeen en sterk stimulerend effect van korte duur. Op termijn veroorzaakt het zware afhankelijkheid, slapeloosheid, hallucinaties, depressies en uiteindelijk de aantasting van diverse lichamelijke en neurologische functies.
. Crack Scheikundig afgeleid van cocaïne en goedkoper. De inname heeft een onmiddellijke en zeer hevige opwinding tot gevolg. Sterk en snel verslavend, soms zelfs na één dosis. De verslaafde is in staat om te moorden voor een nieuwe dosis. De schadelijke effecten zijn op termijn nog erger dan bij cocaïne: hersenbloedingen, onherstelbare aantasting van de intellectuele vermogens.
. Cannabisproducten Marihuana en hasjiesj (‘shit’) veroorzaken een euforische toestand met versterkte intensiteit van de waarneming, een verminderd werkelijkheidsbesef en reactievermogen (wat onder meer deelname aan het verkeer problematisch maakt). Het werkzaam gedeelte van cannabis heet THC (tetrahydrocannabinol). THC is 70 maal sterker dan nicotine. Frequent gebruik van cannabisproducten heeft zowel lichamelijk als psychisch ernstige gevolgen: aantasting van het geheugen en het concentratievermogen, grotere kans op angstpsychosen en schizofrenie, verhoogde kans op kanker… In tegenstelling tot wat men steeds beweert kan cannabis wel degelijk verslavend zijn.
. Amfetamines Deze scheikundig aangemaakte middelen verlengen het uithoudingsvermogen, onderdrukken vermoeidheid, honger en slaap. Ze veroorzaken lichamelijke en psychische afhankelijkheid, verhoogde bloeddruk, hartkloppingen. De ontwenning gaat gepaard met rusteloosheid, depressies, botpijnen.
. Tripmiddelen Kunstmatige drugs zoals LSD veroorzaken waarnemingsstoornissen, verhoogde bloeddruk, pupilverwijdering, depressie en psychotische symptomen (angst, paniek). Bijkomend gevaar is dat deze verschijnselen uren na de trip weer kunnen opkomen (‘trippen’ in het verkeer, tijdens het werk).
. XTC Ook dit is een drug die scheikundig wordt aangemaakt. Veroorzaakt lichamelijke en psychische afhankelijkheid, zoals bij de amfetamines waarvan XTC afgeleid is. Heeft een sterke stimulerende werking die reeds bij honderden jongeren in Europa leidde tot de dood door hartstoornissen en oververhitting, meestal in megadancings. XTC veroorzaakt op de lange duur veranderingen in de psyche (ontreddering, paranoïa, schizofrenie) en beschadigt de hersenen. Niet zelden worden giftige bestanddelen aangetroffen in XTC-pillen of gelijkaardige drugs zoals EVE en andere MD-amfetamines.
. Verder vermelden we nog poppers en snuifmiddelen.
III. WETGEVING IN VERBAND MET DRUGS
De hoeksteen van de drugswetgeving in België is de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van ‘gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica’. Deze basiswet werd aangepast door de wet van 9 juli 1975, waarbij ook een nieuwe omschrijving werd ingevoerd: ‘psychotropische stoffen die afhankelijkheid kunnen teweegbrengen’. Welke stoffen dat precies zijn, wordt bepaald in koninklijke besluiten. De huidige paarse regering wil deze wet op een belangrijk punt aanpassen door voortaan een onderscheid in te voeren tussen drugs enerzijds en cannabis anderzijds (federale beleidsnota van 19 januari 2001, p. 58). Dit heeft één duidelijke bedoeling: men wil een absoluut gedoogbeleid ten aanzien van cannabis kunnen voeren. Ten aanzien van al de in koninklijke besluiten vermelde stoffen geldt dat de in- en uitvoer, het vervoer, de vervaardiging, het bezit, de verkoop en het te koop stellen, de aflevering of de aanschaf (tegen betaling of niet) verboden zijn, tenzij met een bijzondere vergunning van het ministerie van Volksgezondheid.
De wet voorziet eveneens straffen voor wie een ander het gebruik van drugs gemakkelijker maakt door het verschaffen van een lokaal of door enig ander middel, of voor wie tot drugsgebruik aanzet. Winstoogmerk of betaling in enige vorm zijn daarbij niet vereist. Het is op grond van dit artikel dat herbergiers of dancinguitbaters werden veroordeeld die in hun inrichting het gebruik van drugs hebben gedoogd. Ook een private woning of club valt onder de wet. Eveneens strafbaar zijn het verschaffen van ‘andere middelen om het gebruik te vergemakkelijken’, zoals geld lenen om drugs te kopen, een spuit ter beschikking stellen, enz...
Daarnaast bestaan er ook een aantal internationale conventies om de groeiende internationale handel in verdovende middelen in te dijken. In het Schengen-akkoord bijvoorbeeld wordt in artikel 71 uitdrukkelijk afgesproken dat de EU-landen alles in het werk moeten stellen om het verhandelen van drugs - cannabis inbegrepen - tegen te gaan.
IV. DE DRUGSPLAAG
Dat er de laatste jaren sprake is van een echte drugsplaag wordt nu algemeen aanvaard.
Steeds meer jongeren, van steeds jongere leeftijd, komen in aanraking met verslavende middelen. In de zomer van ‘95 stelde de Rijkswacht voor het eerst vast dat zelfs twaalf- en dertienjarige jongens en meisjes XTC, cocaïne en hasj gebruikten in een aantal Vlaams- Brabantse dancings. Sindsdien is die beginleeftijd nog gedaald. Uit een enquête van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugsproblemen (VAD) blijkt dat 3,7 % van de leerlingen in de eerste graad in 1999 wekelijks illegale drugs gebruikt. Nog eens 2,1% gebruikt ook illegale drugs, maar minder dan één keer per week. Vermits het hier gaat om twaalf- tot veertienjarigen, zijn deze cijfers ronduit alarmerend. In de twee hoogste jaren van het middelbaar onderwijs gebruikt 11,7% van de leerlingen wekelijks illegale drugs. Nog eens 16,3% gebruikt ook, maar minder dan één keer per week. De drugsdealers gaan trouwens steeds driester te werk om jongeren door verslaving als ‘klant’ aan zich te binden.
CRIMINALITEIT EN DRUGS
Het drugsgebruik genereert bovendien een belangrijk deel van de misdaad: om te kunnen slikken, snuiven, spuiten is immers geld, veel geld nodig. Heroïneverslaafden hebben per maand tot 150.000 fr. nodig om hun verslaving te kunnen onderhouden. Vandaar de bekeringsijver waarmee junkies anderen proberen te overhalen om drugs te gebruiken. Vandaar ook dat de situatie steeds meer uit de hand loopt: niet alleen in Antwerpen of Brussel, maar ook in de kleinere steden. Deze criminaliteit neemt diverse vormen aan: de handel en het gebruik van illegale drugs zelf, diefstal, wapenbezit, inbraken, berovingen, overvallen, prostitutie (‘heroïnehoertjes’),… Naast deze doelbewuste misdaden, die rechtstreeks voortvloeien uit de voortdurende behoefte aan geld om nieuwe drugs te kopen, zijn er ook de vele misdaden die zonder enig motief gepleegd worden, in een roes of tijdens een ‘bad trip’.
DRUGS IN HET VERKEER
We moeten ook waarschuwen voor de ‘recreatiegebruikers’, een relatief nieuwe groep die in en rond megadancings vooral opwekkende middelen als cocaïne, LSD, speed en XTC gebruiken. Door een combinatie van alcohol en drugs worden deze jongeren agressief-overmoedig en gaan ze waanzinnige waaghalzerijen uitvoeren, zoals volgas- of spookrijden. In de verslagen van de parlementaire commissie Volksgezondheid kan men lezen dat naargelang van de studies 1 op 10 tot 1 op 6 weekendongevallen worden veroorzaakt door een chauffeur die drugs had genomen. Bij controles tijdens twaalf weekendnachten in maart 2000 stelde de politie in de provincie Antwerpen vast dat 15% van de chauffeurs drugs had gebruikt. Bij de jongere chauffeurs bleek zelfs één op drie onder invloed van drugs te staan. Alarmerend detail: de helft van de chauffeurs die cannabis hadden gebruikt, hadden daarnaast nog een andere drug ingenomen. Reader’s Digest publiceerde in februari 2001 een vlijmscherpe aanklacht tegen de lakse manier waarop de Europese landen optreden tegen autorijden onder invloed van drugs. Hun meest schrijnende voorbeelden komen uit Nederland. Een verslaafde vrouw reed onder invloed van heroïne en cocaïne een vader en zijn tweejarig zoontje dood op het fietspad. De junkie kreeg slechts zes maanden voorwaardelijk, 240 uren dienstverlening in een ziekenhuis en vijf jaar rijverbod. In een ander geval reed een jonge chauffeur onder invloed van cannabis frontaal op een tegenligger in. Eén van de inzittenden werd daarbij gedood. De drugsgebruiker kreeg eerst een celstraf, maar in beroep werd die omgezet in 240 uur dienstverlening en twee jaar rijverbod. In één willekeurig gekozen jaar kwamen in Frankrijk 169 chauffeurs om het leven. Bij meer dan één op drie werden sporen van verboden drugs aangetroffen, meestal cannabis. Een gelijkaardig onderzoek op 285 verongelukte chauffeurs in Spanje leverde 10% drugsgevallen op. Hier was de grootste boosdoener cocaïne. Bij de Britse chauffeurs die betrokken waren bij dodelijke ongelukken lag het drugscijfer op 18%, bij Belgische was het 12%. Bovendien kunnen de effecten van alcohol en cannabis elkaar op een fatale manier versterken. Zelfs wie matig alcohol gebruikt in combinatie met cannabis maakt de kans op een ongeval tien keer groter. Het Vlaams Blok wil daarom regelmatige drugscontroles voor autobestuurders.
Drugs en criminaliteit vormen dus een symbiotisch geheel. Naar schatting 60 tot 70 % van de stedelijke criminaliteit staat in verband met drugs. Uit de resultaten van een onderzoek naar de relatie tussen drugsgebruik en criminaliteit, verricht door een team van de Gentse criminoloog prof. De Ruyver, blijkt dat niet minder dan 82 % van de heroïneverslaafden het benodigde geld haalt uit de criminaliteit. Ook veldwerkers verklaren dat wie eenmaal aan de drugs zit, zelf gaat ‘dealen’, zichzelf prostitueert of in de straatcriminaliteit terechtkomt.
Wij besluiten met Ann Salomonson die het aldus omschreef in de Nederlandse krant NRC-Handelsblad: “We worden in onze binnensteden door straatrovers geterroriseerd. Onze kinderen durven we ‘s avonds niet meer alleen over de straat laten lopen. De gemiddelde burger bekruipt een slopend gevoel van rechteloosheid tegenover de heroïnehandel. (...) Het resultaat is dat politieke en rechterlijke macht een lachertje dreigt te worden. Een staaltje van zelfvernietiging zoals die zich in diverse sectoren van onze samenleving steeds duidelijker gaat manifesteren”.
IV. DE DRUGSPLAAG DE CIJFERS
Uit de jaarlijkse rapporten over de misdaad (Binnenlandse Zaken, dienst APSD) blijkt een spectaculaire toename van handel én gebruik. De vrijgegeven cijfers en statistieken spreken voor zich. Hierna een overzicht.
A. Aantal feiten en geïnterpelleerde personen. HET DRUGSPROBLEEM 1980-1999: FEITEN VOOR BEZIT, GEBRUIK EN HANDEL 1980 : 1.630 1982 : 2.434 1984 : 3.387 1986 : 4.646 1988 : 7.000 1990 : 7.051 1992 : 7.442 1993 : 19.491 1995 : 30.887 1996 : 37.124 1997 : 45.958 1998 : 43.552 1999 : 43.500
(bron: rapporten Criminaliteit van Rijkswacht en Gerechtelijke Politie en jaarrapporten APSD)
De dalende evolutie van de cijfers sinds 1998 is volgens het APSD toe te schrijven aan het feit dat er minder wordt vervolgd. Het APSD stelt in haar rapport immers het volgende: “Misdrijven die gecatalogeerd worden onder de ‘Verdovende middelen’ zijn misdrijven die in belangrijke mate gedurende proactieve patrouilles werden vastgesteld. Dit wil zeggen dat de politieke belangstelling en de prioriteiten binnen het politiële en justitiële beleid de cijfers erg beïnvloeden. De opsporingsactiviteiten van de politiediensten bepalen met andere woorden registratie van het fenomeen. Dit wordt hier meteen geïllustreerd aan de hand van beleidslijnen die vanaf 1998 in België geldig werden. Door de omzendbrief nr. COL 5/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep d.d. 25 mei 1998 werd het vervolgingsbeleid inzake het gebruik van softdrugs gewijzigd. […] Concreet geeft de richtlijn aan de parketten de opdracht om aan het bezit van cannabis […] de laagste prioriteit in het vervolgingsbeleid te geven.” Of in mensentaal gezegd: de cijfers dalen omdat er minder wordt vervolgd, niet omdat er minder wordt gebruikt en verhandeld.
B. Aantal gebruikers. Volgens de reeds eerder aangehaalde VAD-enquête die in maart 2000 werd gepubliceerd, gebruikte 25% van de jongens en 13,4% van de meisjes in het secundair onderwijs illegale drugs. De populairste drug is cannabis: 18,8% van de leerlingen gebruikt het. Alarmerend detail: meer dan 11% van de cannabisgebruikers grijpen dagelijks naar deze drug. Andere opvallende cijfers: 4,4% van de leerlingen gebruikt hallucinogenen, 4,9% amfetamines, 3,5% XTC, 2,1% snuifmiddelen en 1,8% cocaïne. Daarnaast zijn er tienduizenden verslaafden aan harddrugs. Een groot deel van deze ‘junkies’ spuit zichzelf in met heroïne en andere sterk verslavende middelen, en zij zijn daardoor medeverantwoordelijk voor de uitbreiding van de AIDS-epidemie.
C. Drugsdoden. Elk jaar vallen meer dan honderd doden na een overdosis. De Gerechtelijke Politie stelde reeds meerdere malen dat de officiële cijfers in werkelijkheid het probleem onderschatten, omdat een aantal verdachte overlijdens in ziekenhuizen niet meegerekend wordt.
D. Vreemdelingen. Net zoals bij de criminaliteitsplaag, blijken vreemdelingen duidelijk verantwoordelijk voor een groot deel van de drugsplaag. Cannabisproducten zijn zoals bekend sociaal aanvaard in Noord-Afrika en aangezien Marokkanen, Algerijnen,... nu massaal in de Europese steden verblijven, kon men ook verwachten dat zij in deze handel een belangrijke rol zouden spelen. Van degenen die betrapt werden op drugsgebruik of drugshandel zijn bijna de helft vreemdelingen. Deze tendens blijkt nog duidelijker als men alleen de drugshandel bekijkt. Niet minder dan 70 % van de betrokken personen die door Rijkswacht en Politie werden opgepakt wegens drugshandel zijn vreemdelingen. Deze cijfers dateren van 1993. Recentere gegevens zijn niet beschikbaar: op bevel van de regering mogen de politiediensten geen cijfers meer bekendmaken over het aandeel van immigranten in de totale criminaliteit.
E. Zware misdaad. Ook in de zware, ‘professionele’ misdaad weegt de drugscriminaliteit zwaar door. Uit de federale beleidsnota drugs van 19 januari 2001 blijkt dat op een totaal van 285 criminele organisaties die het voorwerp uitmaakten van een gerechtelijk of opsporingsonderzoek, er 166 drugshandel en/of drugsproductie als hoofdactiviteit hadden. Wij citeren verder uit dit rapport: “Er is sprake van een zekere opdeling in de drugshandel/drugsproductie. Latijns- Amerikaanse groepen, voornamelijk opererend vanuit Nederland, controleren de cocaïnemarkt en ook gedeeltelijk de cannabismarkt. Turkse groeperingen zijn leidinggevend in de heroïnetrafiek. Marokkaanse criminele organisaties hebben een belangrijke greep op de cannabismarkt en Nigeriaanse organisaties bewegen zich zowel op de heroïne-, de cocaïneals de cannabismarkt. De markt van de synthetische drugs wordt (zowel in Nederland als) in België gecontroleerd door criminele groepen, hoofdzakelijk samengesteld uit autochtonen. In het Europol-rapport wordt aangestipt dat de etnische criminele organisaties vaak opereren in de beslotenheid van hun etnische gemeenschap. Deze laatste wordt vaak als een soort van scherm voor hun activiteiten gebruikt.”
V. DRUGSPROFETEN
De redenen waarom men met drugsgebruik begint, zijn velerlei. Heel wat individuele én maatschappelijke factoren bepalen of een persoon al dan niet een drugsprobleem zal kennen. Er zijn de persoonlijke factoren: een gebroken gezin, een stukgelopen huwelijk, ontgoochelingen of frustraties die men niet kan verwerken, medische of psychiatrische problemen... Er zijn de sociaal-economische factoren als werkloosheid, kansarmoede, overdreven prestatiedruk… Deze oorzaken zullen nooit helemaal vermeden kunnen worden. Maar miljoenen mensen kunnen zulke problemen het hoofd bieden zonder naar drugs te moeten grijpen. De kwetsbaarheid van sommige risicogroepen wordt zeker vergroot door een aantal recente maatschappelijke verschijnselen die nog extra aansporen tot drugsgebruik.
Inderdaad, bovenop voornoemde factoren komen de invloeden van bepaalde media, sommige subculturen en de daarmee verbonden idolen. Het hoeft geen betoog dat jongeren ten kwade beïnvloed worden door bepaalde tv- en radioprogramma’s, zogenaamd progressieve bladen of mensen waar men naar opkijkt en wiens gedrag model staat. Als die opinievormers en voorbeeldfiguren een positief en rooskleurig beeld ophangen van drugsgebruik, dan zullen vele jongeren ertoe verleid worden hun nefaste voorbeeld te volgen.
In de jongerenrubriek van het linkse weekblad Humo werd op 4 mei 1995 een “ABC van de Drugs” gepubliceerd. Op zes volledige bladzijden kreeg de jonge lezer een overzicht van de voordelen (sic) en nadelen van een twintigtal soorten drugs. Telkens wordt ook aangegeven hoe men nu precies het verslavend middel moet gebruiken. Sommige passages moeten heel wat ouders hebben doen opschrikken:
“- Tip i.v.m. amfetamines: de drug wordt doorgaans met onschadelijke middelen gemengd, maar om zeker te zijn, koop je het spul best bij een kennis, bij voorkeur iemand die er zèlf al van geproefd heeft.
• Tip i.v.m. XTC: let goed op van wie je het spul koopt, koop het altijd van dezelfde betrouwbare dealer. -Tip i.v.m. ketamine: het is verstandig de drug in gezelschap te nemen - liefst met een paar niet-gebruikers in de buurt; als de hallucinaties te erg worden, kun je geholpen worden.” Het hele artikel door worden ook de “fantastische effecten” in de verf gezet: “LSD heeft enorme hallucinogene capaciteiten; wie graag af en toe even uit de realiteit stapt, zal de prachtige vergezichten en de heerlijke kleuren ongetwijfeld appreciëren” of “als heroïne wordt ingespoten, krijg je bijna onmiddellijk een heerlijk gevoel” of “van ketamine krijgen de gebruikers de meest fantastische hallucinaties. Zeer effectief in combinatie met XTC”. Op 16 september 1995 werden de lezers van Het Nieuwsblad dan weer vergast op een paginagroot artikel waarin ene Bart Bastiaanse zijn Tilburgse winkel De Groene Oogst mocht aanprijzen onder de titel ‘Supermarkt voor drugskwekers’: “In De Groene Oogst vind je zowat alles wat er op het gebied van de kweek van nederwiet te krijgen is: van weedvoorraad en boeken over marihuanakweek tot gesofistikeerde meters voor voedingsstoffen en klimaatcontrole. We proberen steeds de lampen en andere apparatuur die bij invallen in hennepkassen in beslag genomen worden en later openbaar verkocht worden, op te kopen”. Het artikel over de enthousiaste heer Bastiaanse (mèt foto) vervolgde even verder: “Met de kweek van nederwiet valt geld te verdienen. Bij De Groene Oogst kun je al startpakketten kopen voor 19.000 en 28.500 fr. Die investering is meteen terugverdiend.”
Op 22 april 1998 publiceerde Het Belang van Limburg onder de titel “Weedvermaak” bijna een volledige bladzijde met rooskleurige en zelfs ludieke “informatie” over cannabisproducten. Het was een regelrechte aansporing om het ook eens te proberen. Om de twijfelaars toch te overtuigen publiceerde men een aantal geruststellende maar helaas foutieve beweringen: men schreef dat cannabis niet fysiek verslavend is, dat het niet gevaarlijk is, zelfs dat het veiliger is dan het normale voedsel dat we gewoonlijk consumeren. Over het risico dat jongeren van cannabis op hardere drugs zouden overstappen, hadden ze bij Het Belang nog nooit gehoord. Het Laatste Nieuws publiceerde in januari 2001 zonder enige kritische noot een vraaggesprek met ene professor Tom Decorte, die beweert dat je jarenlang probleemloos cocaïne kunt gebruiken zonder daarvan schadelijke gevolgen te ondervinden. Hij vergelijkt cocaïne zelfs met bier. “Het is niet het product dat uitmaakt of iemand in de problemen komt. Bier is overal hetzelfde, de meeste mensen kunnen af en toe een pintje pakken, maar toch zijn er die eraan verslaafd raken. Hetzelfde geldt voor cocaïne.”
Arjen Roskam, de woordvoerder van de Nederlandse Bond van Cannabisdetaillisten mocht zijn dubieuze koopwaar uitvoerig aanprijzen in een groot artikel op blz. 2 van De Standaard. Hij mocht ook zijn drie winkels vermelden waar op grote schaal wiet – de Nederlandse variant van marihuana – wordt verkocht. In de zusterkrant Het Nieuwsblad bakten ze het nog bruiner. Daar lieten ze VUB-professor Jean Blanquart aan het woord, die schaamteloos pleitte voor de legalisering van àlle drugs, ook harddrugs. Blanquart is zo misdadig idioot dat hij het gebruik van heroïne zelfs vergelijkt met… oploskoffie. “Doe je er genoeg heet water bij en drink je dat rustig op, dan is er niets aan hand. Maar denkt u dat het even veilig is die koffie met een injectie in de bloedbaan te brengen?”
In de popmuziek werd drugsgebruik in de zeventiger jaren dan weer door een aantal van de idolen indirect gepropageerd, van Brown sugar van de Rolling Stones, over Lucy in the sky with diamonds van de Beatles tot de popgroep Morphine met hun cd Cure for pain. Ook vele rapgroepen promoten het gebruik van allerlei drugs. Drugs vormen trouwens niet alleen de leidraad voor een aantal popsterren, ze duiken ook op in sommige ‘spirituele’ bewegingen of godsdienstige sekten.
De invloed van dit alles mag men niet onderschatten: daar waar pakweg 20 jaar geleden òòk een aantal mensen ongelukkig, of werkloos, enz... waren, bleek er toch niet zo’n enorm drugsprobleem te bestaan zoals nu. Blijkbaar wordt de vraag naar drugs dus echt wel aangezwengeld door de ‘permissieve maatschappij’ en door de negatieve invloed van mensen en media die een voorbeeldfunctie zouden moeten hebben. Bert Anciaux, minister van Jeugd!, “blowde” zelfs openlijk op TV in februari 2001!
Ook inzake drugs krijgen wij dus meer en meer de rekeningen te betalen die links ons naliet. Tijdens de zogenaamde progressieve revolutie van de jaren zestig werden drugs verheerlijkt als “bewustzijnsverruimende” middelen. In middens van hippies, provo’s en andere progressieven werd het “stickie” of het gebruik van LSD aangeprezen. Vandaag de dag klinkt deze permissieve boodschap luider dan ooit te voren. Sommige naïeve voorstanders van legalisatie laten uitschijnen dat het toelaten van de verkoop en het gebruik van drugs, al dan niet onder bepaalde voorwaarden, het drugsgebruik aanzienlijk zou doen verminderen, de criminaliteit en zelfs het aantal drugsdoden zou doen afnemen.
Professionele drugsprofeten, zoals bijvoorbeeld het drugsblad Teek, hebben echter duidelijk niet de bedoeling het drugsgebruik te beperken. In het februarinummer van 2001 wordt cannabis uitvoerig aangeprezen. “Maar blowen is dus vooral ook fun. […] zowat alle gebruikers zijn het erover eens dat het gebruik van cannabis je ervaringen en emoties versterkt. Dus wordt eigenlijk àlles leuker. […] Nooit is er een bewijs geleverd van mogelijke schadelijke gevolgen.” Enkele andere citaten: “Als ik stoned ben, voel ik me even eeuwig” en “Marihuana verlaagt het stressniveau en de lichaamstemperatuur. Mensen die het gebruiken lijken zelfs langer te leven.” Verder verspreidt Teek een aantal levensgevaarlijke leugens. Men beweert bijvoorbeeld dat men onder invloed van cannabis veiliger zou autorijden: “…mensen met sporen van cannabis in het bloed lopen minder kans om een ongeval te veroorzaken dan drugsvrije bestuurders.” Terwijl alle statistieken van alle politiediensten precies het tegenovergestelde uitwijzen
Het zijn ondermeer deze linkse aberraties en de steeds weerkerende roep van sommigen om drugs te legaliseren, of althans de softdrugs vrij te laten, die geleid hebben tot de huidige dramatische toestand. Sinds de noodlottige omzendbrief (mei 1998) van de CVP’er Stefaan De Clerck, waarin aan de vervolging van drugsgebruik de laagste prioriteit wordt toegekend, hebben zij ook op regeringsniveau gehoor gevonden. En de huidige paarse coalitie gaat nog een stapje verder, wat de toestand alleen maar zal verergeren. De toestand bij onze noorderburen bewijst immers duidelijk dat het de facto legaliseren van drugs (het zogeheten ‘gedogen’ dat ginds sedert het eind van de jaren ‘70 bestaat), het drugsgebruik niet doet verminderen, integendeel. De criminaliteit neemt er trouwens evenmin af.
VI. NEDERLAND ‘GEDOOGLAND’
In dit hoofdstukje weerleggen we populaire maar onjuiste beweringen over het Nederlandse gedoogbeleid, met de bijbehorende coffeeshops.
A. “Door een gedoogbeleid naar Nederlands model zal het gebruik van softdrugs verminderen.” Enerzijds beweert men dat het gedoogbeleid het drugsgebruik vermindert, maar anderzijds stelt men een snelle groei vast van het aantal coffeeshops. Amsterdam is het duidelijkste voorbeeld. In 1980 waren daar 9 officiële coffeeshops. In 1985 waren het er al 69; in 1988 werd de kaap van de 100 overschreden. Dat wijst niet meteen op een daling of zelfs maar een stabilisering van het gebruik…
B. “Coffeeshops beletten dat gebruikers van softdrugs in de illegaliteit terechtkomen.” Ondanks het bestaan van de officiële coffeeshops is er ook een wildgroei van illegale verkooppunten, afhaalpunten en zelfs koerierdiensten. Naast het legale circuit is er dus nog steeds een crimineel netwerk van drugsdealers actief. De politie schat het aantal ongecontroleerde verkooppunten op bijna 1500. Een krachtige weerlegging van het argument dat een gedoogbeleid jongeren “uit de illegaliteit” zal houden. De Financieel Ekonomische Tijd publiceerde op 25 april 2000 alarmerende cijfers over Nederland als het “Columbia van Europa” Het drugsprobleem blijft niet meer beperkt tot de grootsteden. In gemeenten met 50.000 tot 100.000 inwoners is het aantal verkooppunten van hard- en softdrugs in drie jaar tijd met 162% gestegen.
C. “Coffeeshops zijn een barrière tussen softdrugs en harddrugs” Volgens dr. Walburg, directeur van de Amsterdamse Jellinek-ontwenningskliniek, komen via de coffeeshops en de vele honderden ‘huisdealers’ tienduizenden Nederlandse jongeren in contact met harddrugs. Ook bij de Nederlandse beleidsmakers groeit het besef dat het gedoogbeleid in dit opzicht een mislukking is. We citeren bij wijze van voorbeeld uit het verslag van de Nederlandse Werkgroep Drugsoverlast (waarin burgemeesters, politie- en justitiemensen zetelen) van 19 december ‘94: “Geconstateerd moet worden dat het staande beleid - de facto min of meer gedogen - niet tot de beheersing van de problematiek leidt. Hierdoor wordt in de hand gewerkt dat de grenzen tussen hard- en softdrugs vervagen”.
De uitbater van een legale coffeeshop moet in theorie een aantal ‘beperkingen’ in acht nemen: maximaal slechts 5 gram per persoon, geen verkoop van harddrugs of wapens, geen verkoop aan minderjarigen (hoewel sommige gemeenten zelfs 16-jarigen toelaten!) Maar in praktijk worden in heel wat coffeeshops toch harddrugs en zelfs wapens verkocht.
De scheiding tussen softdrugs en harddrugs blijkt dus een utopie te zijn: in Amsterdam zouden bij een consequente toepassing van de regels tientallen drugswinkels per jaar gesloten worden. Het persagentschap Belga berichtte op 18 maart ‘96 zelfs dat 40% van de coffee- shops zich niet hield aan de voorwaarden zoals het verbod op harddrugs. Met een ongekende laksheid menen de Nederlandse autoriteiten nochtans dat wanneer de Nederlandse (maar meestal Marokkaanse of Surinaamse) uitbater op het voorgaande toch wordt betrapt, zijn handeltje slechts voor een jaar dicht moet... waarna hij rustig opnieuw kan openen. Sterker nog: wanneer hij recidiveert en voor de tweede keer de beperkingen aan z’n laars lapt, blijkt een definitieve sluiting nog altijd niet evident. De grote meerderheid van de coffeeshops is overigens in handen van vreemdelingen. Dat zijn niet zelden Noord- Afrikanen die de drugs illegaal uit hun landen van herkomst betrekken. In die landen wordt drugsgebruik trouwens sociaal getolereerd.
D. “Eigen kweek is een alternatief voor de drugshandel.” De kweek van cannabis van eigen bodem (‘nederwiet’) is de voorbije jaren in Nederland spectaculair gestegen, zodat de helft van het verbruik door lokale productie gedekt wordt. Sommigen zien dat als een positieve evolutie, onder meer omdat men hoopt dat daardoor de monopoliepositie van de drugskartels en de georganiseerde benden verbroken zal worden. Ook Agalev staat positief tegenover de “eigen kweek”. Maar in praktijk blijkt de kweek van cannabisplanten in Nederland zelf stevig in handen te zijn van de georganiseerde misdaad. In bepaalde opslagplaatsen liggen commerciële voorraden van meerdere tonnen cannabis, die dag en nacht worden bewaakt door gewapende bendeleden. Sommige grote kwekers betalen zelfs netjes belasting aan de Nederlandse fiscus! Het kweken van cannabis is een criminele onderneming op industriële schaal geworden, met serres en enorme plantages, die gecontroleerd worden door de drugsmaffia. De “eigen kweek” heeft nog een gevaarlijk neveneffect. Het gehalte aan THC in cannabis is de laatste decennia vertienvoudigd. Dit heeft een dubbele oorzaak: enerzijds betere kweektechnieken, anderzijds nieuwe verwerkingsmethodes waarbij meer hennepbloemen en minder blaadjes worden gebruikt. De in Nederland gekweekte “nederwiet” is één van de sterkste – en dus gevaarlijkste- variëteiten: hij bevat soms tot twintig keer meer THC dan de cannabis van twintig jaar geleden. Twee jointjes nederwiet kunnen dus overeenkomen met veertig marihuanasigaretten van de hippies uit de Golden Sixties.
E. “Door een gedoogbeleid zoals in Nederland daalt de criminaliteit.” Ook dit is slechts een wensgedachte. Ook in Nederland stijgt de criminaliteit die samenhangt met drugsgebruik. In de Nederlandse parlementaire onderzoekscommissie verklaarde criminoloog prof. Bovenkerk op 6 september ‘95 dat ongeveer een derde van de Turken in Amsterdam “aantoonbaar betrokken zijn bij de heroïnehandel”, en dat de helft van de in Hilversum wonende Marokkanen met drugshandel te maken hebben. Deze aantallen wijzen erop dat het gedoogbeleid geen remedie is tegen de misdaad die samenhangt met drugs. Het gedoogbeleid zuigt integendeel steeds meer mensen naar het misdaadmilieu. De modale Nederlander wordt zich daar steeds meer van bewust. In sommige stadswijken is de bevolking openlijk gekant tegen het gedoogbeleid. We citeren bij wijze van voorbeeld uit het verslag van een volksvergadering in Terneuzen (14 september ‘94): “Zowel volwassenen als kinderen worden onheus aangesproken, lastig gevallen en bedreigd (“ik maak je dood”), er wordt openlijk gedeald en gebruikt, in de zomermaanden dreigt een escalatie, illegalen terroriseren de buurt en de overlast wordt niet alleen door buitenlandse drugstoeristen veroorzaakt maar ook door dealers en gebruikers uit de Randstad. Wat dit laatste betreft is de tendens dat steeds meer dealers uit het door etnische minderheidsgroeperingen van Turkse en Marokkaanse afkomst gedomineerde circuit zich naar deze gemeente begeven om hier hun waar te slijten aan de toeristen”.
In de zomer van ‘95 haalde de wanhoop en de woede van de bewoners van de Rotterdamse wijk Spangen zelfs een tijdlang de internationale pers. Er werden wegblokkades opgeworpen en auto’s met buitenlandse nummerplaat werden met stenen bekogeld. Ook in Amsterdam loopt het de spuigaten uit. We citeren hier slechts de noodkreet van een straathoekwerker van een Amsterdams project voor drugsgebruikers (Nederlandse pers van 10 januari ‘95): “In Amsterdam is de situatie volkomen uit de hand gelopen omdat sommige ouders uit het gedogen door de gemeente afgeleid hebben dat het softdrugsgebruik geen kwaad kan”.
In april ‘93 besliste justitie dat buitenlandse drugskoeriers die betrapt werden met minder dan 25 kilo hasj niet langer opgesloten worden omdat er in Nederland… te weinig gevangeniscellen zijn! Ook dat wijst niet bepaald op een dalende criminaliteit… De meest explosieve vormen van drugsmisdaad worden overigens gepleegd door gebruikers van heroïne en crack. Die vormen van misdadigheid worden uiteraard niet opgevangen door een gedoogbeleid dat in principe beperkt blijft tot softdrugs.
De gevolgen van het Nederlandse gedoogbeleid blijven uiteraard niet beperkt tot Nederland zelf. Ze strekken zich uit tot ver buiten de grenzen, niet alleen in België, maar ook in Frankrijk en Duitsland. Een land dat een gedoogbeleid voert, wordt automatisch een aantrekkingspool voor buitenlandse drugstoeristen en buitenlandse drugshandelaars. Ook dat veroorzaakt extra overlast en criminaliteit. Toen de Nederlandse overheid de verkoop van drugs aan buitenlanders wilde verbieden omdat er veel te veel drugstoeristen naar Nederland kwamen, protesteerden de coffeeshops dat dit in strijd zou zijn met het non-discriminatiegebod zoals vervat in artikel 1 van de Grondwet! Deze maatregel bleef overigens dode letter. Zo komt het dat de kleine grenssteden nog steeds worden overspoeld door drugstoeristen: volgens schattingen van de plaatselijke politie komen er 20.000 per jaar in Terneuzen, 100.000 in Maastricht, 140.000 in Heerlen… Gaan wij binnenkort dezelfde massa Duitse en Franse drugstoeristen op bezoek krijgen in onze grenssteden? In dat verband is het dan ook niet verbazend dat de Narcotics Control Board van de Verenigde Naties reeds in 1993 vaststelde dat het Nederlands drugsbeleid in strijd is met de VN-akkoorden ter zake
VII. WALLONIË: RECHT OP ROES
Als Vlamingen moeten wij ook aandacht hebben voor de ontwikkelingen in Wallonië. Gezien de dominante positie van de Franstaligen in de Belgische politiek zijn evoluties in Wallonië dikwijls toonaangevend voor het nationale beleid. En dan ziet het er eigenlijk slecht uit, want het extremisme van de drugsprofeten gaat in Wallonië nog veel verder dan in Vlaanderen. Een greep uit de doos van Pandora. In Franstalig België bestaan onder meer de Liaison Antiprohibitionniste, de v.z.w. Citoyens
Comme Les Autres, het Comité Toxicomanie Act Up, het Collectif Antiprohibitionniste Cannabique. Deze virulente voorstanders van legalisering van drugs krijgen veel aandacht van de media in Wallonië en ze komen geen middelen te kort. Dank zij de opeenvolgende PS-ministers krijgen zij zelfs officiële subsidies.
Enkele voorbeelden:
• de medewerkers van de genoemde v.z.w. CCLA (Hesbeen, De Vleeschouwer, Stengers, Ben Seddik en Djambu Jackson) wensen niet alleen de legalisering van softdrugs, maar ook van heroïne, cocaïne, enz. op basis van... art. 4 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens! In hun blad Stup&Faits stellen zij in lyrische bewoordingen dat junkiebonden en hasjbonden samen één grote strijd moeten voeren tegen de repressieve samenleving, want “zoals de arbeiders en later de vrouwen, moeten wij strijden om als volwaardige burgers te worden erkend” Net zoals “de Joden, de communisten, de Arabieren” zijn zij immers de zondebok van het systeem. Zo publiceren ze ook “raadgevingen” voor drugsspuiters, zoals: “Raak nooit slagaders, de tong, de hals of de ogen […] In geval van overdosis is het wenselijk niet de 100 te verwittigen, want in dat geval loopt men het risico dat de politie wordt verwittigd.” Waarvoor onze belastingcenten al niet moeten dienen... Hoofdredacteur Saïd Ben Seddik (heroïneverslaafd en HIV-besmet) voegde daar in het oktobernummer van 1994 nog aan toe: “Drugsverslaafd en seropositief zijn is mogelijk zonder dat dit een gruwel of het einde van de wereld moet zijn.” De CCLA organiseerde ook een verklikkingsactie onder junkies om apothekers af te dreigen die geen injectienaalden of methadon (op voorschrift) willen verstrekken. En zulke groepen worden met ons belastinggeld ondersteund.
VIII. GRATIS HEROÏNE
En zo komen we tot het hallucinante, maar bestaande voorstel om gratis of goedkoop heroïne uit te delen aan drugsverslaafden, zogenaamd om de criminaliteit te doen dalen en de drugsbaronnen hun inkomsten te ontnemen. Ook dit is volgens ons geen goede oplossing en wel om verschillende redenen.
1. Het Zweedse Nationaal Instituut voor Volksgezondheid meldde in het verslag A restrictive drug policy dat verslaafden die van de overheid drugs kregen... even crimineel bleven. 2. Het is onaanvaardbaar dat de overheid meewerkt aan een onwettelijke praktijk. 3. Door gratis verstrekking van heroïne laat men uitschijnen dat ‘spuiten’ maatschappelijk aanvaard wordt. 4. De overheid helpt op die manier de drugsplaag in stand te houden. 5. Het gewenste resultaat (de zwarte markt doen inkrimpen) kan even goed bereikt worden door de junkies in opvangcentra onder te brengen en te laten ontwennen.
IX. ‘SOFT’ EN ‘HARD’
Het onderscheid dat men ter linkerzijde zo graag maakt tussen soft- en harddrugs is misleidend. Softdrugs zouden volgens de verlichte profeten relatief onschadelijk zijn. Men vergelijkt ze met tabak, alcohol en zelfs met chocolade en koffie, en in die context pleit men dan ook openlijk voor het gedogen of legaliseren ervan. De argumenten van de voorstanders zijn bekend: de kwaliteit van de drugs zal gecontroleerd kunnen worden, de criminaliteit zal wegebben en drugsgebruikers zullen niet langer “in de illegaliteit gedrukt worden”
Het onderscheid tussen soft- en harddrugs bestaat, maar het is slechts een gradueel onderscheid, geen essentieel. Zogenaamde softdrugs leiden net zoals harddrugs ook tot afhankelijkheid, verslaving en lichamelijke en psychische schade, alleen in mindere mate. Dit graduele verschil vormt hoegenaamd geen reden om softdrugs vrij te laten. En zelfs als men het onderscheid tussen soft- en harddrugs aanvaardt, dan blijft het nog de vraag of de huidige cannabisproducten met hun zeer hoge THC-gehalte nog tot de softdrugs gerekend kunnen worden. Men kan een joint uit de jaren ’60, met een THC-gehalte van gemiddeld 3% misschien nog een “zachte” drug noemen. Maar de huidige joints hebben een THC-gehalte dat tot 20% oploopt… Het effect daarvan benadert dat van harddrugs.
A. “Cannabis is geen stapsteen naar harddrugs”
Volgens de stapsteentheorie zijn zogenaamde zachte drugs voor vele gebruikers slechts een eerste fase. Een deel van de cannabisgebruikers stapt later over op harde drugs zoals heroïne en cocaïne. De voorstanders van legalisering van cannabis stellen altijd dat die stapsteentheorie foutief is. Zij verschuilen zich achter het drogargument dat niet alle cannabisgebruikers op hardere drugs overstappen. Natuurlijk geldt dat niet voor alle cannabisgebruikers. Gelukkig maar! Niemand heeft dat trouwens ooit beweerd. Maar alle feiten bevestigen het: cannabis is inderdaad voor vele gebruikers een stapsteen naar andere drugs, die nog verslavender en nog gevaarlijker zijn.Over de gebruikers van softdrugs bevestigt Van Quickenborne van VU-ID21 letterlijk: “Hooguit vijf of tien procent stapt over naar harddrugs.” De term hooguit getuigt hier natuurlijk van een verschrikkelijk cynisme. Of is het misdadige domheid? “Hooguit” vijf tot tien procent betekent in dit geval wel: tienduizenden jongeren die kapotgaan aan hard- drugs, en die door hun verslaving worden gedwongen te stelen, te roven, te moorden en zich te prostitueren. Als vijf of tien procent van de jongeren die jointjes roken later verslaafd raken aan heroïne is dat gewoon een keiharde bevestiging van de stapsteentheorie. Het is ook een bijzonder krachtig argument tegen de legalisering van softdrugs. Frans Koopmans, een medewerker van het verslavingscentrum De Hoop in Dordrecht vatte het hellende vlak van het Nederlandse gedoogbeleid als volgt samen: “Eerst bagatelliseerden we het cannabisgebruik. We lieten onze kinderen geloven dat het prima was om te roken. Daarna was het nog maar een kleine stap voor hen om te besluiten dat het ook oké is om psychedelische middelen als XTC te gebruiken. Die mentaliteit is de oorzaak van de explosieve toename van het gebruik van chemische drugs in de afgelopen drie jaar, en dit vormt net zo’n gevaar voor Nederland als voor de rest van Europa.” Meer dan 90% van de heroïneverslaafden die in De Hoop behandeld worden, rookte regelmatig hasj of marihuana. Daarna raakten zij aan de heroïne. In dit verband volgen we de redenering van o.m. het Antwerpse drugsteam bij de politie: van de zowat 10 tot 15% jongeren die in de metropool met softdrugs experimenteren, probeert 5 tot 20% na een tijd hardere drugs. Volgens schattingen van het Nederlandse Instituut voor Geestelijke Gezondheid en Verslavingszorg is het aantal heroïneverslaafden in Nederland sinds de liberalisering in 1976 gestegen “van een enkeling naar zo’n 25 000”. Ook de bewering dat het gedoogbeleid en de coffeeshops hebben geleid tot een vermindering van het gebruik van cannabis zelf, is duidelijk onjuist. In 1984 had slechts 4% van de 14- en 15-jarigen in Nederland ooit cannabisproducten gebruikt. In 1996 was het aantal gebruikers al gestegen tot 28% bij jongens en 21% bij meisjes. Ook het aantal legale en illegale coffeeshops is zoals gezegd in die periode explosief gestegen. Het gedoogbeleid leidde niet alleen tot een toename van het aantal heroïne- en cannabisgebruikers. Ook het gebruik van XTC, amfetaminen en kunstmatige drugs nam explosief toe. Nederland werd zelfs een draaischijf voor de productie en de uitvoer ervan. Spaanse, Amerikaanse en Italiaanse onderzoekers publiceerden op 27 januari 1997 in het wetenschappelijke vakblad Science hun bevindingen over het verslavend effect van marihuana. Zij toonden aan dat marihuana de hersenen “voorbereidt” op verslaving aan zwaardere drugs. Dezelfde scheikundige stof die voorkomt in de hersenen van opium- en cocaïneverslaafden vindt men ook terug in de hersenen van cannabisgebruikers. Cannabis, cocaïne en amfetaminen stimuleren ook precies hetzelfde gebied in de hersenen dat de zetel is van de verslavende effecten. De stapsteentheorie is niet meer alleen een sociologische en statistische theorie. Nu zijn er keiharde wetenschappelijke gegevens beschikbaar die erop wijzen dat cannabis inderdaad verslavend is, en inderdaad de poort opent naar hardere drugs. Of anders gesteld: wanneer men softdrugs legaliseert, zullen nòg meer jongeren dan nu ‘experimenteren’ en wordt de basis veel groter van waaruit de dealers hun klanten kunnen recruteren, ook voor de verkoop van hardere drugs. En dat kan toch nooit de bedoeling zijn.
B. “Cannabis is niet verslavend”
De drugslobby heeft in haar propaganda- en indoctrinatiecampagne altijd geschermd met het argument dat cannabis niet verslavend zou zijn. Deze optimistische misvatting is grotendeels gebaseerd op de waarneming van gebruikers die bij zichzelf geen onmiddellijke ontwenningsverschijnselen vaststellen als ze een tijdlang ophouden met het roken van cannabis. De “blowers” vergelijken dat met de verschrikkelijke folteringen die heroïneverslaafden ondergaan bij het afkicken, en dat geeft hen een vals gevoel van veiligheid. De verklaring hiervoor is eerder angstwekkend dan geruststellend: zelfs grote doses alcohol zijn na één etmaal vrijwel volledig uit het lichaam verdwenen, maar de werkzame bestanddelen van marihuana blijven zeer lang in het organisme aanwezig, vooral in de hersenen en de testikels. Zelfs als de gebruiker plots stopt met roken kan hij nog enige tijd op die voorraad teren, en de ontwenning verloopt zo geleidelijk dat de negatieve verschijnselen ervan in een eerste fase meestal onopgemerkt blijven. Naast de fysiek verslaafden zijn er ook gebruikers die “alleen maar” psychisch verslaafd zijn. Zij hebben het product nodig “om het leven aan te kunnen”. Sommigen roken tien of meer joints per dag. Zoals bij alle verslavende stoffen heeft de gebruiker steeds méér van het product nodig om hetzelfde effect te bekomen. Heather Ashton, hoogleraar Neurowetenschappen aan de Universiteit van Newcastle formuleerde het als volgt: “Joints met een hoog THC-gehalte veroorzaken een steeds grotere tolerantie. De gebruiker heeft daardoor steeds meer cannabis nodig om de roes te krijgen waaraan hij gewend is. … Cannabis in deze nieuwe, sterke vorm is niet het onschadelijke product waarvoor de voorstanders het houden. Het is misschien geen harddrug, maar “soft” is dit nieuwe spul beslist niet. We zien nu dat er verslaving optreedt bij mensen die het regelmatig gebruiken.” Een Australische studie van het National Drug and Alcohol Research Centre volgde 229 cannabisgebruikers gedurende 30 maanden. Slechts één op tien cannabisconsumenten kon stoppen met het gebruik, en dat was dan nog na een aantal therapeutische sessies. De meeste gebruikers waren ernstig verslaafd, en zij hadden hun gebruik niet meer onder controle. Deze studie dateert van 1999, maar ze vond nooit enige weerklank in de Belgische pers. Het tijdschrift Journal Nature Neuroscience publiceerde in november 2000 een studie waarin het effect van THC op het gedrag van apen werd gemeten. De dieren konden zichzelf van THC voorzien door aan een hendel te trekken. Uit het onderzoek bleek dat de apen snel verslaafd raakten, en steeds grotere doses THC consumeerden. Met soortgelijke tests werd eerder al aangetoond dat nicotine, cocaïne en heroïne verslavend zijn. Deze testresultaten werden op een andere manier bevestigd door onderzoek op de hersenen van ratten. Marihuana blijkt de concentratie van dopamine in bepaalde delen van de hersenen te vergroten. Men heeft reeds eerder proefondervindelijk vastgesteld dat drugs of medicijnen die de dopamineconcentratie verhogen, tot verslaving kunnen leiden. Een recente studie van dr. Thomas Crowley van de universiteit van Colorado, gepubliceerd in het Journal for Drugs and Alcohol Dependence, stelt ronduit dat marihuana gevaarlijk en verslavend is. Zijn cijfers zijn alarmerend. 97% van de proefpersonen gaf toe dat ze marihuana bleven gebruiken, ook nadat ze zelf hadden vastgesteld dat hun gewoonte tot een probleem was uitgegroeid. 85% gaf toe dat marihuana invloed had op hun rijgedrag, hun studies, hun werk en hun gezinsleven. 77% erkende dat ze “veel tijd” besteedden aan het bemachtigen en gebruiken van de drug, en aan het verwerken van de effecten. Meer dan 60% van de vrouwelijke proefpersonen en meer dan 80% van de mannelijke proefpersonen was klinisch afhankelijk van marihuana. Ook dit staat in schril contrast met de populaire opvatting dat marihuana niet verslavend is. In Nederland melden zich jaarlijks zo’n 2500 mensen die van zichzelf vinden dat ze verslaafd zijn aan cannabisproducten. Maar deze verslaafden passen niet in het politiek correcte discours, en hun bestaan wordt systematisch doodgezwegen. Vele hulpverleners weigeren om ideologische redenen - of uit onwetendheid - toe te geven dat cannabisverslaving bestaat, en zij herkennen de symptomen dus ook niet. In sommige gevallen worden verslaafden zelfs wandelen gestuurd met de bewering dat zij onmogelijk verslaafd kunnen zijn aan hasj of marihuana. C. “Cannabis is onschadelijk” Ook als men niet verslaafd raakt, en niet overstapt op hardere drugs is cannabis wel degelijk schadelijk voor de gezondheid, zowel lichamelijk als psychisch. In februari 1996 verscheen in het tijdschrift van de American Medical Association een studie die bewijst dat dagelijks gebruik van hasj of marihuana schadelijk is voor het concentratievermogen en het geheugen. De proefpersonen waren regelmatige gebruikers, maar ze hadden 24 uur voor de test geen drugs genomen. Het gaat dus om een min of meer langdurige aantasting van het denkvermogen. Het is nog onduidelijk of hier sprake is van nawerkingen van THC of om permanente hersenstoornissen. Studenten die marihuana roken, scoren gemiddeld zwakker dan hun niet-blowende collega’s. Zware blowers scoren vooral slechter in proeven die concentratie, geheugen en spraakvaardigheid meten. Een onderzoek waarbij 400 marihuanarokers gedurende 10 jaar werden gevolgd, wees uit dat hun cognitieve vaardigheden kleiner waren dan in een representatieve controlegroep. Hun analytische en abstracte vaardigheden waren verminderd, zij hadden problemen om correct met informatie om te gaan, hun concentratievermogen was kleiner, en zij hadden moeilijkheden met de perceptie van tijd en ruimte. Deze negatieve invloeden werden reeds duidelijk bij personen die gedurende twee jaar slechts één keer in zes weken marihuana hadden gerookt. Deze studie werd uitgevoerd door het Department of Psychiatry van de University of Florida. Don Linszen, die als psycholoog verbonden is aan het Academisch Medisch Centrum van Amsterdam, ontdekte dat cannabis bij personen met aanleg voor schizofrenie effectief kan leiden tot het uitbreken van deze geestesziekte. Zonder cannabis zouden die mensen waarschijnlijk een normaal leven hebben kunnen leiden. Met cannabis worden zij schizofreen, en komen zij misschien in een psychiatrische instelling terecht. In oktober 1999 publiceerden wetenschappers van de Mount Sinai School of Medicine in New York een studie die het verband aantoont tussen cannabisgebruik en delinquentie. Personen die als adolescent minstens één keer per maand (!) marihuana hadden gebruikt bleken vijf jaar later duidelijk meer problemen te hebben dan een controlegroep van nietgebruikers. Zij hadden gemiddeld meer geweldsdelicten gepleegd, zij hadden vaker hun studies afgebroken en zij functioneerden slechter op het werk of op school. Er zijn heel sterke aanwijzingen dat cannabis de vruchtbaarheid bij mannen aantast. De lichaamseigen stof waarop cannabis inwerkt zit niet alleen in de hersenen, maar ook in de testikels. Reeds sinds 1976 weet men dat THC – de werkzame stof in cannabis - een vermindering veroorzaakt van het aantal spermatozoïden en van de mobiliteit ervan. Het roken van tabak is een belangrijke factor bij het ontstaan van hart- en vaatziekten. Maar één gewone joint bevat evenveel kankerverwekkende stoffen als vier sigaretten. Alle deskundigen weten het, maar het haalt vrijwel nooit de media. Deze effecten worden nog versterkt doordat de meeste gebruikers zowel marihuana als tabak roken. Het is meestal niet marihuana of tabak, maar marihuana en tabak. Een studie van het New York’s Memorial Sloan-Kettering Cancer Center wijst uit dat mensen die ooit marihuana hebben gebruikt een 2,6 keer grotere kans hebben op kanker in het hoofd of de keel dan niet-gebruikers. Hoe groter het gebruik van marihuana, hoe groter het risico van dergelijke kankers. Dr. R. Heath van de Tulane Medical School in New Orleans bestudeerde het effect van cannabis op proefdieren. Hij liet apen een half jaar lang vijf dagen per week een hoeveelheid marihuana inademen, die overeenkwam met het roken van twee joints met 2,5% THC. Dit is een uiterst minimalistische benadering: sommige joints met nederwiet bevatten bijna tien keer meer THC. Nadien kregen de proefdieren gedurende een half jaar geen marihuana toegediend. Daarna werden hun hersenen met een elektronenmicroscoop onderzocht. De hersencellen van het limbische systeem, waar de emoties zetelen, bleken ernstig beschadigd te zijn. Alle cellen vertoonden structurele veranderingen. Vermits deze afwijkingen een half jaar na het laatste gebruik werden vastgesteld, gaat het vrijwel zeker om permanente of toch minstens langdurige beschadigingen.
D. “Alcohol en tabak zijn toch ook drugs, waarom mogen cannabisproducten dan niet?”
Alcohol en tabak zijn eerder genotmiddelen dan echte drugs. Tabak is fysiek ongezond, maar het heeft geen psychische effecten, en het vervormt onze visie op de werkelijkheid niet. Hetzelfde geldt voor een matig gebruik van alcohol. Pas als men dronken is, treden er psychische effecten op. Niet ieder alcoholgebruik leidt tot dronkenschap of roes. Men kan alcohol gebruiken zonder het te misbruiken. Maar zelfs maar één jointje is al roesverwekkend. Het heeft al hetzelfde effect als 0,7 promille alcohol. Dat is al te veel om nog veilig een voertuig te besturen. Maar zelfs àls men aanvaardt dat alcohol en tabak ook drugs zijn. Waarom zou de samenleving zich dan zoveel moeite getroosten om het verbruik van tabak en alcohol te doen afnemen, terwijl men tegelijkertijd zou moeten tolereren dat het verbruik van andere schadelijke drugs toeneemt? Waarom moeten we een derde soort drug officieel toelaten? Moet een drugsplaag kunnen omdat er een tabaksplaag bestaat? Moeten er naast de duizenden alcoholisten ook nog eens duizenden junkies bijkomen? Of om het met een boutade te zeggen: waarom trekken de groenen ten strijde tegen tabak, maar willen ze tegelijk iedereen rustig zijn joints laten roken? De houding van Agalev heeft in dat opzicht een tragikomisch aspect: het gebruik van cannabis wordt gedepenaliseerd, maar de verkoop van chocoladesigaretten wordt ontraden.
E. “De drugsmaffia krijgt een zware klap toegediend door depenaliseren”
Dàt verhaaltje kent men: de dealers, de kartels zullen werkelijk wegkwijnen omdat ze geen frank meer kunnen verdienen aan hun smerig handeltje. Door depenaliseren zakken de prijzen enorm, door depenaliseren kan men immers goedkoop aan zijn trekken komen bij de drugswinkel om de hoek... Dit rooskleurige verhaal is één opeenstapeling van foutieve veronderstellingen. Ten eerste halen de meeste dealers en kartels het leeuwendeel van hun inkomsten uit de handel in harddrugs. Gaat men die dan ook legaliseren? Ten tweede: meestal stelt men voor het “depenaliseren” of “gedogen” van softdrugs alleen te laten gelden voor het gebruik ervan, niet voor de handel. Die blijft dus illegaal. Dat geldt zelfs als men met een systeem van erkende coffeeshops werkt. Zij mogen officieel kleine hoeveelheden drugs verkopen, maar als zij drugs willen aankopen is dat nog altijd illegaal. Het blijven dezelfde dealers en dezelfde kartels die drugs aan de coffeeshops verkopen. De coffeeshops waren een godsgeschenk voor de drugskartels. Niemand minder dan professor Robert Senelle heeft daar al op gewezen in De Standaard van 10 maart 1997: “In Nederland zijn de drugskartels, ingevolge de enorme hoeveelheid via zogenaamde coffeeshops verhandelde cannabis, steenrijk geworden.” Het vrij en ongehinderd leveren van hun spul aan een grotere groep verbruikers heeft voor de drugsbaronnen dus alleen maar voordelen. Zij zullen immers veel minder kosten hebben: geen grote sommen meer nodig voor omkoping van ambtenaren of scheepsbemanningen, geen inbeslagnames meer van zeer kostbare ladingen, geen extra kosten om het spul uit de handen te houden van douane of andere politiediensten. De vroegere Rotterdamse hoofdcommissaris Hessing, die nu verbonden is aan de Nederlandse ambassade in Parijs verklaarde (in De Financieel Ekonomische Tijd van 25 maart 2000): “Er zijn grote gevaren verbonden aan gedogen, omdat je op de duur niet meer weet wat je gedoogt. […] We gedoogden in het begin drugs in jongerencentra, vervolgens gedoogden we dat criminelen zich hiervan meester gingen maken en vervolgens gedoogden we bijna de totstandkoming van de georganiseerde criminaliteit.” Tenminste één gezaghebbende stem heeft erop durven wijzen dat de maffia en de drugskartels integendeel al hun invloed aanwenden om via lobbywerk en het corrumperen van politici het gedoogbeleid voor softdrugs te verdedigen. We citeren hier letterlijk uit de bijdrage “Drugs een bedreiging voor de democratie” van professor Senelle in De Standaard van 10 maart 1997: “De tactiek van de drugskartels en van de maffia is doorzichtig en bekend, en al te vaak wordt die tactiek met succes bekroond. Hier rijst de vraag of het niet de maffia zelf is die in België de campagne heeft gefinancierd om het gebruik van cannabis buiten de strafwet te plaatsen. De maffiabazen weten beter dan de onnozelaars, die in hun val trappen, dat de jeugd eerst met zachte drugs als cannabis experimenteert, maar dat een deel met harddrugs eindigt. […] De Europese democratieën moeten een genadeloze strijd leveren tegen het grootste gevaar dat onze jeugd in Europa bedreigt. De poging in ons land het gebruik van cannabis uit de strafwet te lichten was een eerste aanzet om aan een bepaald drugsgebruik een wettelijk statuut te verlenen. Hier is het bewijs geleverd dat de maffia ook in België over politieke connecties beschikt.” Deze onrustbarende uitspraken zijn momenteel helaas actueler dan ooit. We laten daarbij in het midden via welke partijen de “politieke connecties” verlopen die professor Senelle bedoelt. Via de socialisten en de groenen die al jaren ijveren voor een legalisering van drugs? Via de CVP, die de facto een gedoogbeleid invoerde met haar omzendbrief waarin de vervolging van drugsgebruik “de laagste prioriteit” kreeg? Via VU-ID21, waarvan enkele kopstukken openlijk het cannabisgebruik promoten? Via de liberale partijen die immers de belangrijkste partners zijn in de huidige “cannabiscoalitie” om een term van Tobback over te nemen? We kunnen er alleen maar naar raden. Dergelijk aberrant gevolg van depenalisering (het verrijken van misdadigers) aanvaardt natuurlijk niemand, maar wat dan? Dàn moet de staat zelf alles in handen nemen en derhalve zelf produceren, zelf verdelen en zelf verkopen in staatswinkels. En dat is natuurlijk het toppunt van aberratie: vadertje staat die dan als enige erkende drugsdealer mag optreden en dus zal instaan voor het verschaffen van verdovende middelen aan zijn bevolking. Dat men dit alles precies vanuit ‘progressieve’ hoek verdedigt, is wel zeer bevreemdend. Zwaait men daar niet te pas en te onpas met Orwell’s 1984? Is het niet bevreemdend dat groenen en andere linksen tegenwoordig pleiten voor ‘opium voor het volk’? Voor wie denkt dat de fantasie hier al te veel de vrije loop wordt gelaten, kunnen we toch nog even verwijzen naar het ‘gedogende’ Nederland waar een drugsaankoop voor eigen consumptie mag, waar een kleine verkoop in een coffeeshop ook mag, maar waar de groothandel illegaal blijft èn in handen van criminelen. De Nederlandse overheid zit dus met een levensgroot dilemma: òf verbieden òf zelf de hele handel uitbaten. Tot slot dit: de drugskartels zullen nieuwe - en dus nieuwsgierigheid opwekkende - drugs blijven op de markt brengen (om een eventueel verlies van hun winsten te compenseren). Wat denkt men dààr mee aan te vangen: ook ‘gedogen’, of alleenverkoop door de staat, of wat? Wie wil daar in hemelsnaam naartoe: de overheid die een deel van de bevolking voorziet van zijn A-, B- of C-drug? Wie neemt bovendien de daarbij horende verkeersdoden voor zijn rekening?
F. “Door legalisering verdwijnt tenminste al de criminaliteit vanwege de verslaafden zelf”... Ook hier gaat het om een kwalijke kwakkel: door het legaliseren van softdrugs is in alle geval het probleem van de harddrugs niet opgelost en zal de criminaliteit die men zegt te willen bestrijden toch blijven bestaan. Het is immers niet omwille van een joint dat men inbreekt, steelt, aanrandt, moordt... maar wel omwille van de onontbeerlijke (dure) portie cocaïne of heroïne. Nu is dè grote reden waarom sommigen pleiten voor depenalisering van softdrugs precies... het wegnemen van de criminogene factoren. Zij staan dus nergens. Behalve wanneer men daarop antwoordt dat dan ook maar de harddrugs (heroïne, crack, PCP, enz.) moeten vrijgelaten worden. Maar dan gelden ook hier weer de opmerkingen van daarstraks: ofwel geeft men de drugsmaffia een reuzengeschenk ofwel wordt de staat de soft- én harddrugsleverancier van haar onderdanen. Wie wil in hemelsnaam tot dergelijke consequenties doorzetten?
G. “Door het systeem van erkende coffeeshops blijft het probleem tenminste beheersbaar”... Ook dit is zeer twijfelachtig: door de handel in softdrugs te kanaliseren naar de erkende coffeeshops zouden politie en gerecht meer aandacht kunnen besteden aan de illegale straat handel, de drugsrunners, de harddrugs. Het is nogmaals in Nederland dat terzake de proef op de som werd genomen en wat blijkt? Naast de coffeeshops die officieel door de gemeenten worden gedoogd (1 per 20.000 inwoners) is er telkens een veelvoud van illegale drugspanden en blijft ook de criminele (en gewapende) straathandel in soft- (en hard)drugs welig tieren. Het rapport van de Werkgroep Drugsoverlast schatte in 1994 dat er bijvoorbeeld in Terneuzen zo’n zeventig illegale ‘huisdealers’ aktief waren, naast de twee drugsshops die van de stad een uitbatingsvergunning hadden kregen. Met andere woorden: door een officieel beleid heeft men de handel in softdrugs helemààl niet beter onder controle. Ook hier staat men dus nergens.
H. “De oorlog tegen drugs is toch niet te winnen”...
Als ultieme dooddoener gebruiken voorstanders van een liberaal drugsbeleid soms argument dat de Amerikaanse war on drugs toch niets heeft opgeleverd. Onder de conservatieve presidenten Reagan en Bush werden extra veel middelen ingezet tegen de drugshandelaars, gaande van hardere straffen en meer politie in eigen land tot de inzet van troepen in het buitenland toe. De ‘progressieven’ beweren nu dat die oorlog niet te winnen valt, en dat men de drugshandel beter kan legaliseren en onder controle van de staat brengen. Ten eerste is dat een eigenaardige en absoluut immorele conclusie: de samenleving zou haar morele normen moeten opgeven omdat zij niet in staat is de misdaadkartels te kortwieken. Dat is een onaanvaardbare capitulatie.
Nog los van de morele onjuistheid van deze linkse argumentatie, zit er ook een feitelijke onjuistheid in: de war on drugs is absoluut niet verloren. De strijd is helemaal niet zo hopeloos als de drugsprofeten ons voorspiegelen. Natuurlijk is Amerika nog lang geen drugsvrije samenleving, en het zal dat waarschijnlijk nooit worden, maar de war on drugs heeft wel degelijk positieve resultaten opgeleverd: het aantal drugsgebruikers in de Verenigde Staten is jaar na jaar gedaald. Tussen 1979 en 1999 is het totaal aantal drugsgebruikers in de Verenigde Staten gedaald van 25 miljoen tot 15 miljoen. Dit is vooral te danken aan een drastische daling van het aantal cannabisgebruikers. Het aantal heroïnegebruikers is stabiel gebleven, maar het aantal cocaïnegebruikers is gehalveerd (Newsweek, 12 februari 2001). Een resultaat waar de meeste Europese landen alleen maar van kunnen dromen.
X. OP WEG NAAR EEN GEDOOGBELEID MET DE CVP
Op 26 juni 1997, tijdens de CVP/SP-regering van Dehaene II, stemden alle politieke partijen in het parlement - behalve het Vlaams Blok - voor een gedoogbeleid, dus voor een feitelijke straffeloosheid voor drugsgebruikers.
Dit was het voorlopige eindpunt van een politieke campagne die begonnen was in 1995 door een wetsvoorstel aangekondigd door Patrick Moriau van de PS. Het kernpunt was: “Drugs zouden moeten verdeeld worden door de OCMW’s”.
Na enkele vragen in het parlement, onder meer van het Vlaams Blok, liet premier Dehaene een werkgroep oprichten om het voorstel Moriau te ‘begraven’. Dehaene vreesde immers de publieke opinie. Begin 1996 kwam de werkgroep voor het eerst bijeen. Er werden twee “deskundigen” benoemd. De PS schoof ‘drugsspecialist’ Stoclet naar voor. Hij bleek slechts een diploma van haarkapper te hebben. Maar hij was politiek bruikbaar voor de drugslobby: hij is vòòr het legaliseren van cannabis, vòòr gratis heroïneverstrekking en vòòr een gecontroleerde distributie van àlle drugs. De SP werd op haar wenken bediend door prof. Deruyver, die het wat omzichtiger bracht dan Stoclet, maar met des te meer succes: hij probeerde eerst “de facto depenalisering” en zwakte dat dan af naar “laagste prioriteit”. Uiteindelijk bleek in de werkgroep iedereen - behalve de Vlaams Blokker - het er roerend over eens te zijn dat “de oorlog tegen de drugsplaag verloren is”. In de zomer van 1996 deed werkgroepvoorzitter en SP’er Vanvelthoven in het VTM- Journaal van 17 juni het voorstel om cannabis te laten verkopen via... de apothekers. Ook buiten de politieke arena bleven de drugsprofeten actief. Slechts enkele voorbeelden. Het socialistisch ziekenfonds Bond Moyson organiseerde op 21 maart ‘96 een infoavond over de legalisatie van softdrugs en deelde er grote vellen sigarettenpapier uit om joints mee te rollen. Op 16 november ’97 werd betoogd voor de legalisering van softdrugs. Sommigen eisten zelfs de herziening van de wetgeving inzake harddrugs. De betoging werd gesteund door Agalev-Jongeren, de Jongsocialisten, de PS’ers Claude Eerdekens, Jean-Marie Happart en Patrick Moriau, de PRL-FDF-burgemeesteres Payfa, SP-parlementslid Danny Vandenbossche en Agalev-volksvertegenwoordiger Lozie. Meer dan duizend jongeren hielden naast het Centraal station in Brussel een blow-in in gezelschap van de PS’er Yvan Mayeur, nota bene OCMW-voorzitter van de stad Brussel. De politie trad niet op. PRL-burgemeester de Donnéa verbood die dag wél de tegenbetoging van het Vlaams Blok. In de lente van 1997 verschenen de aanbevelingen van het “verslag Moriau- Vandenbossche”. Het bezit van softdrugs voor eigen gebruik kreeg vanaf dan “de laagste prioriteit in het vervolgingsbeleid”. En vermits de parketten overbelast waren en nog steeds zijn, betekent dat dus in de praktijk evenveel als: geen vervolging meer! Ook inzake hard- drugs moet justitie voortaan nog nauwelijks ingrijpen. In het verslag staat dat vervolging van het gebruik van harddrugs slechts wordt “aanbevolen wanneer er sprake is van maatschappelijke overlast of probleemgebruik”. Drugs roken, spuiten, snuiven, slikken mag dus voortaan... als men het maar discreet doet. Deze bepalingen werden effectief van kracht via de omzendbrief van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep van 25 mei 1998. Tijdens heel dit politieke getouwtrek werd de drugslobby in Vlaanderen zwaar financieel gesteund door de coffeeshops in Nederland, onder meer via advertenties in de drugspublicaties Het Blad en High Life en via het dragen van de proceskosten van de Belgische Cannabis Consumentenbond. De Nederlandse drugsbaronnen hoopten dat er een gedoogbeleid kwam, zodat zij ook Vlaamse jongeren massaal naar hun coffeeshops kunnen lokken. Blijkbaar beseffen de traditionele partijen de commerciële gevolgen van hun gedoogbeleid niet. Dat weerlegt natuurlijk indirect de bewering dat een gedoogbeleid zal leiden tot een vermindering van het drugsgebruik.
Opdat elke Vlaming goed zou weten wat SP, AGALEV, VLD, VU-ID21 en CVP bekokstoven, geven we een overzicht van hun standpunten:
De voorstellen van AGALEV zijn helemaal hallucinant. Het gebruik van ALLE soorten drugs mag niet meer bestraft worden, zelfs niet met een boete. Drugs moeten helemaal verdwijnen uit het strafrecht. De ‘groenen’ willen bovendien dat het zelf kweken van drugs niet meer vervolgd wordt.
Volgens de socialisten moet het drugsgebruik “de facto gedepenaliseerd” worden. Verder betreuren ze dat België in een keurslijf van internationale reglementering gevangen zit. Werkgroepvoorzitter Van Velthoven suggereerde zelfs dat de regering zou proberen de wetgeving op EU-vlak te laten wijzigen. Deze aanbeveling werd overgenomen door de paarsgroene regering in januari 2001. Zelfs het huidige gedoogbeleid gaat dus voor de socialisten duidelijk nog niet ver genoeg.
is huichelachtig zoals altijd. Zij gaat ermee akkoord dat softdrugs de “laagste prioriteit” krijgen in het vervolgingsbeleid. Ook nu stellen zij dit nog steeds voor als een alternatief voor het gedoogbeleid van de paarsgroene regering. In werkelijkheid is er nauwelijks een inhoudelijk verschil tussen “gedogen” en “laagste prioriteit”.
De grote gangmaker is ongetwijfeld de PS. De PS trok het debat op gang, de PS duwde “deskundigen” en andere politici richting depenalisering, de PS stelt openlijk dat cannabis niet langer als een schadelijk product mag aanzien worden, de PS wil drugs laten verkopen in staatswinkels... De PS heeft op andere terreinen ook al contacten gehad met de maffia, bijvoorbeeld in de zaak-Van der Biest. Men kan zich afvragen of de partij in het drugsdebat niet de spreekbuis is geweest van maffiagroepen die zich met drugshandel bezighouden… De VU-ID21’ers Vankrunkelsven, Bert Anciaux en Van Quickenborne zijn al jaren enthousiaste voorstanders van een vrije verkoop van softdrugs. Anciaux zal wel altijd berucht blijven om zijn uitspraak dat het roken van joints “het hoogste intellectueel genot” was. VU-volksvertegenwoordigster Annemie Van de Casteele betwijfelde zelfs of er een minimumleeftijd moest worden opgelegd voor cannabisgebruik. Daarin gaat ze dus zelfs verder dan Agalev. Zoals ook over andere onderwerpen is de VU-ID21 zeer verdeeld over drugs. Maar niemand in de VU-ID21 durft de drugsprofeten Vankrunkelsven, Anciaux en Van Quickenborne terugfluiten.
De liberalen hielden zich in het debat enigszins op de vlakte. Net zoals de CVP vreesde ook de VLD dat een groot deel van de achterban niet zou volgen. Hoewel zij toen in de oppositie zaten steunden zij wel de piste van de “laagste prioriteit” van de CVP’ers De Clerck en Van Parys. Nu zij regeringsverantwoordelijkheid hebben gaan zij nog een stap verder door een regelrecht gedoogbeleid te voeren.
XI. DE PAARSGROENE REGERING DUWT HET GEDOOGBELEID ERDOOR
Toen de paarse regering in 1999 aan de macht kwam, werd er aanvankelijk weinig misbaar gemaakt over het drugsbeleid. Stilaan begonnen de drugsprofeten binnen en buiten de regering zich echter te profileren. Op 19 januari 2001 bekende de huidige paarse regering eindelijk kleur met het uitbrengen van een beleidsnota. Meteen was duidelijk dat de meest fervente voorstanders van legalisering van drugs hun slag grotendeels thuis hadden gehaald. Deze nota getuigt immers van een angstwekkend defaitisme. Men geeft de strijd tegen drugs op zonder dat men ooit heeft gevochten. Het is natuurlijk juist dat het gebruik van illegale drugs nooit helemaal uitgeroeid zal kunnen worden, maar dat zou toch het streefdoel moeten blijven. Deze regering probéért zelfs niet meer het drugsgebruik uit te bannen. In haar beleidsnota van 19 januari 2001 schuift zij vier doelstellingen naar voor die zij “realistisch” noemt:
• het verhogen van de beginleeftijd van het gebruik;
• het verminderen van het rijden onder invloed;
•het uitstellen of controleren van het gebruik;
•het verminderen van middelenmisbruik.
In werkelijkheid zijn deze doelstellingen uiterst minimalistisch en zelfs defaitistisch. Termen als “controleren van gebruik” of “verminderen van middelenmisbruik” geven duidelijk aan dat drugsgebruik an sich volgens de paarsgroene regering niet afgekeurd moet worden. Alleen “ongecontroleerd” gebruik en “misbruik” moeten bestreden worden. Bestaan er volgens de regering dus aanvaardbare vormen van cocaïne-, crack-, XTC- of heroïnegebruik die niet als “misbruik” beschouwd moeten worden? Kan men zulke gevaarlijke en uiterst verslavende middelen dan ook “gecontroleerd” gebruiken? Ieder verantwoordelijk beleid zou als centrale boodschap moeten hebben: “Blijf van drugs af!” Deze boodschap vinden we echter niet terug in de beleidsnota. Daarin zegt men eigenlijk impliciet: “Gebruik drugs, maar begin er niet te jong mee. Gebruik drugs, maar misbruik ze niet. Gebruik drugs, maar doe het gecontroleerd.” De regering wil het gebruik van drugs niet langer vervolgen. Men heeft de publieke opinie in de waan gelaten dat alleen cannabis “gedoogd” zal worden. Maar het gaat wel degelijk om àlle drugs, dus ook om harddrugs zoals crack of heroïne. Een gedoogbeleid ten opzichte van cannabisgebruik alleen zou al erg genoeg zijn. Maar men gaat dus ook harddrugs gedogen. Op dat punt is de beleidsverklaring wél duidelijk en ondubbelzinnig, zoals men op blz. 10 kan lezen: “De strafrechterlijke interventie is ten aanzien van drugsgebruik(st)ers steeds het ultimum remedium. Dit betekent dat het optreden van het repressieapparaat slechts zinvol wordt geacht indien door de drugsgebruik(st)er misdrijven werden gepleegd die de maatschappelijke ordening verstoren. […] Buiten specifieke risicosituaties, zoals middelengebruik in het verkeer, is drugsgebruik op zich geen reden tot strafrechtelijke interventie.” Nergens in deze tekst wordt het onderscheid gemaakt tussen hard- of softdrugs. Men moet zich overigens afvragen of er volgens de regering ook misdrijven bestaan die de maatschappelijke ordening niet verstoren.
Gaat men dan toch minstens de handel in drugs aanpakken? Nee, niet echt. Ook die wordt grotendeels gedoogd, zoals uit blz. 13 en 14 van de beleidsnota blijkt: “Een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de detailhandel uit louter winstbejag en de detailhandel die drugsgebruik(st)ers bedrijven om in hun eigen gebruik te voorzien. In het eerste geval dient men de detailhandel te beschouwen als een essentiële schakel van het drugshandelnetwerk. De aanpak dient identiek te zijn aan deze van de groothandel. In het tweede geval (het dealen voor eigen gebruik) is het aangewezen om de brede waaier van mogelijkheden aan te spreken waarover het strafrechtsbedelingssysteem beschikt (onder meer doorverwijzingsmogelijkheden). Op dit punt stelt zich de nood aan een geïntegreerd beleid waarbij het hulpverleningsaanbod eveneens afgestemd dient te zijn op de noden van de strafrechtsbedeling en er in de onderscheiden fasen van de strafrechtsbedeling bruggen zijn om deze beleidsafstemming te operationaliseren.” Het wollige en ondoorzichtige taalgebruik dient natuurlijk om de rauwe feiten te verdoezelen: ook bepaalde categorieën drugshandelaars gaan niet langer vervolgd worden. En opnieuw: dit gaat niet alleen om handel in cannabis, maar ook om handel in harddrugs. Een tiener die op school jointjes verkoopt om zijn eigen cannabisgebruik te bekostigen zal dus niet meer als een echte drugshandelaar beschouwd worden. Idem dito voor een heroïneverslaafde die heroïne verkoopt om zijn volgende shot te kunnen betalen. En uitgerekend deze verslaafden worden zeer vaak door de professionele dealers gedwongen nieuwe klanten te zoeken en kleine doses drugs door te verkopen. In de hiërarchie van drugshandelaars zijn de verslaafden het voetvolk. Van passieve slachtoffers worden zij geleidelijk tot actieve medeplichtigen… Deze verslaafden proberen systematisch anderen tot drugsgebruik te overhalen, om zo nieuwe klanten te werven. Zij zijn belangrijke schakels in de steeds verdere verspreiding van drugsgebruik. Maar ook dat zal dus niet meer bestraft worden. De traditionele partijen vinden het nodig gebruik van drugs vrij te laten, maar zij hebben nergens bepaald vanaf welke hoeveelheid er sprake is van handel. Hoe gaan politie en justitie dan nog weten wanneer ze iemand moeten oppakken voor drugshandel? Men kan aanvaarden dat men voor één joint niet in de gevangenis vliegt. Maar waar ligt de grens? Vijf gram cannabis? Dertig gram? Gaat men rekening houden met het THC-gehalte van de gevonden cannabis? Nu moet de politie op eigen houtje oordelen of een bepaalde hoeveelheid bestemd is voor eigen gebruik, of voor de verkoop.
Het zal voor de politiediensten praktisch onmogelijk worden om nog dealers op te pakken. Een slimme dealer zal telkens met kleine hoeveelheden de straat opgaan en beweren dat het drugs “voor eigen gebruik” zijn, of dat hij alleen dealt om met de opbrengst drugs voor zichzelf te kunnen kopen. De politie verliest ook een belangrijk drukmiddel om de kleine gebruikers te dwingen de namen van hun leveranciers bekend te maken. De grote dealers in heroïne, crack en cocaïne zullen ongehinderd een legertje verslaafden kunnen recruteren als detailhandelaars. Hoe laks het beleid zelfs tegenover harddrugs is blijkt ten overvloede uit de richtlijn (beleidsnota, blz. 62) over “andere illegale drugs dan cannabis”. Dit gaat dus om hard drugs. Wij halen aan: “… beperkt bezit voor eigen gebruik of incidenteel gebruik zonder aanwijzing of vermoeden van problematisch gebruik. Onder voorbehoud van een beslissing over de betaling van gerechtskosten en de in beslag genomen drugs en/of andere goederen maakt de PK [= Procureur des Konings] een keuze tussen de waarschuwing of de minnelijke schikking.” In gewone mensentaal betekent dat dus: geen straf. Opnieuw kan men vaststellen dat zelfs voor harddrugs niet alle gebruik als problematisch wordt beschouwd.
Als men dan toch absoluut drugsgebruik wil gedogen, zou dan niet minstens een leeftijdsgrens moeten voorzien worden? Hierover bestaat de grootste onduidelijkheid. De minister van Volksgezondheid (Aelvoet - Agalev) en de minister van Justitie (Verwilghen - VLD) lie- ten in meerdere kranten op 10 februari 2001 een advertentie publiceren om hun beleid te verduidelijken. Daar lezen we: “Wie jonger is dan 18 en in contact komt met illegale drugs (ook cannabis) loopt het risico terecht te komen bij het jeugdparket en de jeugdrechter, net zoals nu.” Wordt daarmee het beleid van “laagste prioriteit” gewijzigd? Het blijft onduidelijk. De verwarring wordt nog groter als men deze tekst vergelijkt met de verklaring van Paul Geerts, woordvoerder van dezelfde Magda Aelvoet in De Morgen van 20 januari 2001: “Jongeren van zestien of zeventien die een beperkte hoeveelheid cannabis op zak hebben moeten niets vrezen. ... Verwilghen heeft het verkeerd begrepen. Ook bij de jongeren is er een onderscheid tussen gewoon en problematisch gebruik. Een kind van twaalf met een joint zou ik eerder problematisch noemen.” De benadrukking is van ons. Als de minister van Justitie het niet begrijpt, hoe moeten jongeren het dan wel begrijpen? Ook VLD-parlementslid Fientje Moerman heeft het klaarblijkelijk niet begrepen. In de Burgerkrant van februari 2001 blijft zij ook beweren “… dat voor personen onder de 18 jaar niets zal veranderen. Alle drugsbezit, ook van cannabis, blijft voor hen verboden en zij zullen dus worden vervolgd.” Zit Fientje Moerman ook verstrikt in de dubbelzinnigheden van het nieuwe gedoogbeleid? Of probeert zij de nefaste gevolgen ervan te verdoezelen voor haar kritische en ongeruste achterban?
Hoe gaat paarsgroen met zijn wazige aanbevelingen beletten dat het toenemend cannabisgebruik nog meer slachtoffers maakt in het verkeer? Hoe is het te verantwoorden dat men inspanningen doet om van tabaksreclame af te raken en tegelijk weigert om drugsbladen als Het Blad (van de Belgische Cannabis Consumentenbond) en High Life (van de Nederlandse coffeeshops) te verbieden? Hoe is het mogelijk dat zelfs regeringspartijen de aanbeveling van de Raad van Europa (nr. 1307) van tafel vegen, terwijl die expliciet gekant is tegen de depenalisering? Een citaat: “De Raad besluit dat een legalisatie of een depenalisatie zonder twijfel een grotere hoeveelheid beschikbare drugs tot gevolg zal hebben, wat onvermijdelijk de problemen van drugsgebruik en verslaving zal verergeren.” Het drugsbeleid van de huidige paarse regering is een catastrofe; de verantwoordelijkheid van deze regering is dan ook verpletterend. Dat het echter ook helemaal anders kan en moét om het drugsprobleem onder controle te krijgen, heeft een land als Zweden bewezen.
XII. EEN ANDERE AANPAK: HET ZWEEDSE VOORBEELD
Dat het Nederlandse, Waalse en sinds kort ook Belgische gedoogbeleid niet deugt, heeft Zweden reeds een tiental jaren geleden begrepen. Reeds zeer vroeg in het vooruitstrevende Zweden, waar sinds 1968 het bezit van een ‘weekvoorraad’ softdrugs niet meer werd bestraft, werd een gedoogbeleid gevoerd. Vrij spoedig stelde men echter het falen van dit gedoogbeleid vast. De Zweedse ambitie om door een ‘progressieve’ aanpak het aantal verslaafden en de daaraan verbonden criminaliteit te beperken, werd dan ook opgegeven. Momenteel vindt de zogenaamd progressieve zienswijze in Zweden nog nauwelijks verdedigers en men voert er opnieuw een repressief beleid. We geven enkele elementen uit het Zweeds beleid, geput uit het verslag A Restrictive Drug Policy van het Zweeds Nationaal Instituut voor Volksgezondheid. Men streeft er voortaan naar een drugsvrije samenleving. Er wordt geen gedoogbeleid meer gevoerd. De directeur-generaal van het Nationaal Instituut voor Volksgezondheid, J. Lindberg, verwoordt de officiële aanpak als volgt: “We aanvaarden niet langer de aanwezigheid van verdovende middelen in onze samenleving. Ons doel bestaat erin tot een samenleving te komen waar drugsgebruik als een sociaal onaanvaardbare vorm van gedrag wordt beschouwd. Een drugsvrije samenleving is een visie die de uitdrukking is van een optimistische en positieve kijk op de mensheid.”
Een doorgedreven voorlichting moet verhinderen dat jongeren beginnen met drugs. Voorbeelden van die grootschalige informatiecampagne zijn het versturen van een voorlichtingsbrochure naar alle Zweedse ouders, bioscoop- en tv-spots, affiches, infomappen voor leraars, enz. De Zweedse drugswet van 1968 werd intussen verscheidene keren verstrengd. Vanaf 1993 mag de Zweedse politie zelfs personen aan een urinetest onderwerpen wanneer die van drugsverslaving verdacht worden. De resultaten van deze nu al jaren durende campagne zijn zeer bemoedigend. In de jaren zestig en zeventig bleek dat 20 tot 30% van de schoolgaande jeugd drugs hadden geprobeerd. Tussen 1983 en 1992 was dit cijfer teruggevallen naar 3 à 5%. Het succes van het Zweedse model blijkt uit een vergelijking met het veel liberalere Denemarken. Daar had 24% van de schoolgaande jongeren tussen 16 en 19 wel eens cannabis gerookt. In Zweden was dit slechts 5%.
XIII. STANDPUNTEN EN VOORSTELLEN
Het spreekt vanzelf dat het Vlaams Blok zich radicaal tegen elke vorm van depenalisatie of legalisatie (van hard- én softdrugs) kant: door de legalisering van verslavende middelen wordt het normbesef op zeer ernstige wijze aangetast. Verder blijft het een essentiële taak van de overheid om de geestelijke en lichamelijke gezondheid van de burgers te vrijwaren. Legalisatie gaat daar volkomen tegen in: wanneer men openlijk in winkels of drugscentra verslavende middelen aanbiedt, zal het verslavingsprobleem blijven bestaan en zullen nog meer jongeren de neiging hebben “om het ook eens te proberen”. Waarmee men dus hun gezondheid schaadt en... de drugsplaag zal zien uitbreiden.
Het drugsgebruik stijgt dus onrustbarend, is via het ‘spuiten’ ook verantwoordelijk voor heel wat AIDS- en hepatitisbesmettingen én de misdaad wordt er voor een belangrijk deel door veroorzaakt. Er moet dus gehandeld worden. Het Vlaams Blok formuleert hierbij dan ook een reeks voorstellen.
A. DRUGSHANDELAARS
Drugshandelaars (die niet verslaafd zijn, maar enkel drugs verkopen omwille van de reusachtige winsten) moeten zeer streng bestraft worden. Het strafwetboek voorziet te lichte straffen en daarom moet de wet verstrengen: het verhandelen van drugs is sowieso al een zeer laakbare bezigheid (men verrijkt zich op het leed van verslaafden) en wie als drugshandelaar andere mensen de dood injaagt, verdient de zwaarste straf. Daarom werden reeds in 1988 door volksvertegenwoordiger Annemans twee wetsvoorstellen ingediend enerzijds om de handel in verdovende middelen strenger te bestraffen (het verhandelen van een dodelijke dosis drugs wordt gelijk gesteld aan doodslag met voorbedachte rade); anderzijds om de politiediensten meer mogelijkheden te bieden in de strijd tegen drugshandel. Bij de opsporing van drugshandelaars moeten de speurders de toestemming kunnen krijgen van de Procureur om een grote drugsverkoop uit te lokken, zoals in Duitsland of Frankrijk. Op het verlanglijstje van de politiediensten staan verder de vraag naar audiovisuele middelen om de handel en wandel van verdachten vast te leggen, de mogelijkheid tot infiltratie in drugsmiddens, de soepele toelating tot uitgesteld beslag, de mogelijkheid om zaken die van drugshandelaars in beslag werden genomen (communicatie-apparatuur, voertuigen, zelfs boten of een sportvliegtuig) zelf te kunnen gebruiken. Dergelijke zaken zijn in andere landen wel mogelijk. Het is dan ook niet meer dan normaal dat de federale overheid initiatieven in die richting neemt.
Verder is het Vlaams Blok van oordeel dat vreemdelingen die bij de drugshandel betrokken zijn, na het uitzitten van hun straf voor altijd de toegang tot het land moet worden ontzegd, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk. De handel in verdovende middelen is zoals gezegd voor het grootste deel in handen van vreemdelingen. De wettelijk bestaande mogelijkheid tot strafvermindering of vrijstelling van vervolging moet veel meer in de praktijk worden omgezet (artikel 6 van de drugswet en diverse artikelen van het strafwetboek). Hierdoor kunnen drugsgebruikers en kleine dealers/gebruikers vermindering of kwijtschelding van straf krijgen wanneer ze hun medewerking verlenen aan het gerecht. In de praktijk betekent dat meestal dat zij de identiteit van drugsleveranciers onthullen of inlichtingen verstrekken die tot hun arrestatie kunnen leiden. Het is schandalig dat betrapte drugshandelaars in dit land op borgtocht worden vrijgelaten en dan natuurlijk met de noorderzon verdwijnen. In de voorbije jaren moesten de politiediensten met ontzetting vaststellen dat een aantal internationale drugstrafikanten konden wegkomen mits betaling van sommen tussen 300.000 en 1.500.000 fr. borgtocht. Zelfs die bedragen zijn slechts een peulschil voor dergelijke gangsters. De wetgeving ter zake moet dringend worden aangepast. Het Vlaams Blok diende een wetsvoorstel in. Meer in het algemeen moet de strijd tegen de drugsplaag opgevoerd worden door het aanwenden van een groter aantal gespecialiseerde manschappen, een betere uitrusting en een groter aantal vliegende controles. De Europese Unie moet bovendien borg staan voor een doeltreffende bewaking van de Europese buitengrenzen en voor een eenvormige en strenge Europese wetgeving. Tenslotte moet de EU een deel van de financiële miljardenstroom richting Derde Wereld aanwenden om de kweek van drugsplanten aldaar te vervangen door andere culturen.
XIII. STANDPUNTEN EN VOORSTELLEN B. DRUGSVERSLAAFDEN
In het kader van de drugswet en het strafrecht in het algemeen kan de justitie op een graduele manier optreden tegen de drugsgebruiker: inbeslagname, boete, verplichte gemeenschapsdienst, ontwenningskuur gekoppeld aan een voorwaardelijke straf tot en met effectieve gevangenisstraf indien dergelijke kuur geweigerd wordt. We zouden daar nog willen aan toevoegen: regelmatige controles op drugsgebruik (urinetest), het verplicht volgen van een cursus over de gevaren van drugs (zeker nuttig voor jongeren die met drugs begonnen) en het intrekken van het rijbewijs.
Zwaar verslaafden zijn zieken, die niet in de gevangenis thuishoren. Zij hebben recht op psycho-medische begeleiding. Het Vlaams Blok stelt derhalve voor om hiervan nu eindelijk werk te maken en te voorzien in de nodige opvangcentra. De drugsverslaafde die wenst te ontwennen, moet op eenvoudige aanvraag de kans daartoe krijgen, gratis en zonder rechtsvervolging. Wie als verslaafde wel met het gerecht in contact komt en wie zich enkel bezondigde aan drugsfeiten, moet - indien hij/zij dat wenst - op dezelfde manier kunnen geholpen worden in het kader van de wet op de voorlopige hechtenis en de wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. Drugsverslaafden die misdrijven pleegden die buiten de drugswet vallen (aanranding, inbraken...) moeten hun straf uitzitten in een bijzondere afdeling van de gevangenis (zoals die nu reeds bestaat in Leuven-Centraal). Daarna moet de werkwijze worden gevolgd zoals bij niet-criminele verslaafden: ontwenningskuur voleindigen, regelmatige drugscontroles en maatschappelijke herinpassing.
Verplicht afkicken én reïntegratie
De leden van de gerechtelijke politie bevestigen het allemaal: men wéét waar de ‘drugsscène’ in een stad of gemeente zich bevindt. Met andere woorden: de mogelijkheid om dealers en junkies van straat te plukken is er. Drugsverslaafden kunnen en moeten dus opgespoord worden. Justitie moet het recht krijgen verdachte personen een bloed- of urinetest op te leggen. Zij moeten verplicht afkicken in gesloten instellingen, zoals in Zweden, waar dit wettelijk geregeld is onder het motto: ‘een junkie mag zichzelf noch de gemeenschap schade toebrengen’. Na de ontwenning moeten de patiënten kunnen rekenen op socio-economische begeleiding om opnieuw hun plaats in de samenleving in te nemen. Het heeft geen zin om iemand na een ontwenningskuur aan zijn lot over te laten. Men moet hem/haar integendeel sociaal-economische kansen bieden (onderdak, scholing...).
In Vlaanderen bestaan verschillende initiatieven die op dat gebied reeds jarenlang goed werk leveren. Zo onder meer ‘De Sleutel’, een keten van ontwenningscentra die al meer dan vijfentwintig jaar nuttig werk levert, maar toch zo lang moet wachten op de broodnodige financiële ondersteuning van de overheid.
Methadon
Bijzondere aandacht verdient de methadonverstrekking. Het verstrekken van vervangingsmiddelen aan zwaar verslaafden komt immers meer en meer in de actualiteit. Dit goedkoop kunstmatig product heft de zware onthoudingsverschijnselen op en stabiliseert de emoties van de drugsverslaafde. Wetenschappelijke eensgezindheid bestaat ter zake echter niet. Volgens de ene groep wetenschappers zou ‘droogleggen’ zonder enig vervangmiddel in 90 % van de gevallen mislukken; anderen zeggen dan weer dat methadon niet nodig is om af te kicken en dat men steeds moet beginnen met een regelrechte desintoxicatie (drooglegging). Men verwijst in dit verband nogal eens naar het feit dat van de duizenden Amerikaanse dienstplichtigen die in Viëtnam heroïne gebruikten, de overgrote meerderheid hiermee stopte na hun terugkeer in de V.S.
Hoe dan ook, uitgaande van het feit dat een drugsverslaafde een zieke is en dus moet geholpen worden, menen wij dat het tijdelijk toedienen van vervangingsmiddelen in bepaalde acute gevallen inderdaad toelaatbaar is (bijvoorbeeld bij zwangere vrouwen, bij personen die al jarenlang zwaar verslaafd zijn, bij verslaafden die zelfmoordneigingen hebben). Wanneer methadon (of andere, bestaande of nog te ontwikkelen middelen) bij zwaar verslaafden meer kans geven op ontwenning moet dit onder strikte voorwaarden kunnen. We hebben het dan zeer concreet over het uitsluitend oraal toedienen onder toezicht en dit gekoppeld aan een diepgaande psycho-medische begeleiding. Nogmaals willen we hier benadrukken dat het vervangingsmiddel slechts tijdelijk mag aangewend worden. Methadon is immers ook verslavend en schadelijk, en het heeft geen zin om duizenden mensen jarenlang een vervangdrug toe te dienen. Ontwenning op korte termijn en maatschappelijke inpassing op middellange termijn moeten de uitsluitende betrachtingen blijven. Natuurlijk moet dit alles plaatsvinden in een gesloten instelling en moeten de patiënten ook daar regelmatig en onverwachts gecontroleerd worden op ‘nevenverbruik’ (met name door een urinetest die moet uitwijzen of de patiënt geen andere drugs inneemt). Het systeem waarbij artsen (zoals dat nu het geval is) ook individueel methadon verstrekken aan verslaafden die voor de rest volledige bewegingsvrijheid hebben, wijzen wij om drie redenen van de hand. De kans is groot dat sommige artsen een industrieel voorschrijfgedrag gaan ontwikkelen, of dat zij door junkies onder druk worden gezet of zelfs gechanteerd worden. Bovendien zullen de kansen op ontwenning in dit voorstel hoe dan ook veel lager liggen. De verslaafde blijft immers in het drugsmilieu rondhangen en komt dus in contact met opdringerige dealers èn met junkies die wèl blijven spuiten (motiverend is anders). In 1999 werden alleen al in het arrondissement Brussel 90 gevallen van een overdosis methadon vastgesteld, soms in samenhang met andere medicijnen (parlementaire commissie voor Justitie van 5 december 2000). Het Franse Rapport Henrion stelde dan weer vast dat bij vrije methadonverstrekking een groot deel ‘patiënten’ afhaakte. Nevenverbruik van andere drugs en crimineel gedrag vanwege de verslaafde blijven in dit vrije systeem tenslotte mogelijk. Zo bleek de grootschalige en openbare methadonverstrekking (methadonbus) in Nederland of Groot-Brittannië de criminaliteit van de patiënten niet te doen afnemen
(British Journal of Addiction, 1986 en K. Swierstra, in: Drugscarrières, 1990). Veel van de ‘klanten’ van de methadonbussen bleken immers ook nog speed, heroïne, cocaïne en zelfs crack te gebruiken en daarvoor hebben ze natuurlijk geld, veel geld nodig. Bijvoorbeeld uit het Franse rapport Face à la Drogue van maart ‘95 blijkt dat niet minder dan 58 % van de junkies eigenlijk polygebruikers zijn: zij gebruiken meerdere soorten drugs. Gesloten instellingen staan bovendien ook borg voor een betere hygiëne en kunnen daardoor het aantal AIDS- en hepatitisbesmettingen verminderen.
Uit de hierboven aangehaalde overwegingen volgt dat het Vlaams Blok geen voorstander is van de methadonbus zoals in Nederland, Groot-Brittannië of Zwitserland. Integendeel, de echte hulpverlening moet uitgebouwd worden: het is precies door de werking van centra als De Sleutel en anderen dat in Vlaanderen een methadonexplosie zoals in Brussel en Wallonië vermeden werd.
Spuitenruil
In 1994 besloot de Vlaamse regering, in februari ‘95 bijgetreden door de federale regering, een spuitenruilprogramma op te zetten. Hierdoor krijgen junkies bij het inleveren van hun bebloede spuiten gratis injectienaalden ter beschikking, zodat ze elkaar via gebruikte spuiten niet meer zouden besmetten met AIDS.
De boodschap die de overheid daarmee geeft is uiterst twijfelachtig. Men zegt immers niet aan de junkies “stop ermee en we gaan u daar bij helpen” (cfr. De Sleutel), maar zegt hen “spuit maar rustig voort, koop rustig elke dag uw portie gif, als ge dat maar in uw aderen injecteert met een propere spuit, wordt speciaal voor u de drugswet opzij geschoven”!
Dit initiatief is onwettig, het is een aantasting van het normbesef en het bestendigt de drugsverslaving. Als men ondanks deze bezwaren toch een beleid van spuitenruil wil voeren, dan zou men er minstens voor moeten zorgen dat er alleen wegwerpnaalden uitgedeeld worden, die onmogelijk meer dan één keer kunnen gebruikt worden. Anders kunnen de geleverde spuiten toch nog worden rondgegeven en aanleiding geven tot nieuwe HIVbesmettingen. Het ‘doorgeven van de naald’ is voor junkies immers een belangrijk onderdeel van het spuitritueel.
C. PREVENTIE
Het gevecht tegen de drugshandelaren moet ook aan de vraagzijde gevoerd worden. Een drastische uitbreiding van preventieve maatregelen is dus geboden. Hierbij moet meteen gesteld worden dat de strijd tegen drugsverslaving niet alleen een zaak is van justitie en politie, maar van élke overheid (ook plaatselijk). Jammer genoeg moet men vaststellen dat de overheid terzake zwaar in gebreke blijft.
Van informatie over drugs en drugsgebruik is er in ons onderwijs nog altijd te weinig sprake, Directie, leraars en ouders weten soms niet eens hoe de verschillende drugs er uitzien, zij weten niet hoe een drugsverslaafde zich gedraagt, welke signalen wijzen op drugsgebruik of hoe zij hierop moeten reageren. Het Vlaams Blok pleit dus zeer concreet voor de oprichting van een drugscel binnen de onderwijsinspectie. Deze cel zou eerst en vooral moeten instaan voor het verstrekken van informatie over drugsgebruik en drugshandel aan leraars en ouders en zou tevens, telkens er zich in een school een geval voordoet, de concrete begeleiding en opvang moeten organiseren.
Daarnaast moet dringend werk gemaakt worden van ruime drugspreventiecampagnes in alle scholen van Vlaanderen, zowel door professionele hulpverleners als door de politiediensten. In de leerprogramma’s van de middelbare scholen moet een vak worden opgenomen waarin hedendaagse problemen aan bod komen: drugs, AIDS, sexualiteit en relatiebekwaamheid, tabak, alcohol, uitgaan, weekendongevallen, enz.
Nuttig zijn ook de drugs-infoteams van de politiediensten die zowel jongeren als ouderen terzake voorlichten. Dit kan via scholen, jeugdverenigingen, sportclubs, cultuurorganisaties, enz.
XIII. STANDPUNTEN EN VOORSTELLEN
In de voorbije jaren waren er wel alleenstaande initiatieven, maar tot een georganiseerde voorlichting is het tot nu toe niet gekomen. Er moet ook werk gemaakt worden van drugspreventiecampagnes voor het brede publiek: een regelmatig weerkerende multimediacampagne dringt zich op. We verwijzen hier nogmaals naar de voorbeelden uit Zweden en Finland waar o.m. alle ouders van tieners èn de tieners zelf werden aangeschreven. Dergelijke grootschalige campagnes hebben trouwens niet alleen een preventieve functie, ze willen ook een maatschappelijke anti-drugssfeer creëren en duidelijk tonen dat de samenleving in haar geheel de drugs wenst te bannen.
Bij deze campagnes voor het brede publiek kan men zeker de commerciële reclamebureaus inschakelen: de ervaringen in bijvoorbeeld Spanje en de V.S. tonen aan dat hun spots en affiches een positieve weerslag hebben. Misschien kan de Vlaamse regering voor die sector een wedstrijd uitschrijven voor de beste anti-drugscampagne? De omvang van het probleem vereist immers dat onze samenleving de beste communicatiemiddelen aanwendt om het tij te keren.
Tenslotte moet de overheid meer financiële middelen ter beschikking stellen van de hulpverleningsorganisaties die zich bezighouden met preventie.
Natuurlijk kan de regering stellen dat het voor een oppositiepartij al te gemakkelijk is om steeds meer centen te vragen, maar dan moet zij wel leren inzien dat de maatschappelijke kostprijs van de drugsplaag oneindig veel groter is dan wat zij tot nu toe besteedt aan preventie!
SAMENVATTING
1. Géén depenalisering de facto van soft- of harddrugs. 2. Bestraffen van occasioneel softdrugsgebruik door boetes en het opleggen van een ‘leerstraf’ of ‘ontradingscursus’. 3. Regelmatig gebruik van softdrugs (meerdere vaststellingen door politiediensten) moet gestraft worden, waarbij de rechter een probatiemaatregel kan nemen (bijvoorbeeld verplichte therapeutische begeleiding en regelmatige urinestaalnames).
4. Echte junkies (verslaafd aan harddrugs) moeten effectieve gevangenisstraf krijgen, maar kunnen afstel genieten wanneer ze een ontwenningskuur volgen in een gesloten instelling. 5. Methadonverstrekking kan niet, behalve in acute gevallen. 6. In plaats van de drugshandelaars en de coffeeshops een reuzengeschenk te geven, willen wij een keiharde aanpak. Nederland moet zijn drugswinkels sluiten; strenge grenscontroles moeten de trafiek tegengaan; drugsreclame moet hier verboden worden. Er moeten zware, afschrikwekkende straffen uitgesproken worden tegen de handelaars en wie dodelijke hoeveelheden drugs verkoopt, moet de zwaarste straf krijgen.
XIV. BESLUIT
Ondertussen blijft het drugsprobleem toenemen. En wat deed de vorige CVP/SP-regering en wat doet de huidige paarse regering? Zij geeft miljoenen uit opdat junkies gratis injectienaalden zouden krijgen (om rustig verder te kunnen spuiten)... in plaats van de nodige middelen te geven aan de ontwenningscentra. Zij verspreidt informatie waarin bij de jongeren eigenlijk propaganda gemaakt wordt voor drugs... in plaats van er scherp voor te waarschuwen.
Zij leert de drugsspuiters dat ze hun naalden maar moeten ontsmetten met javel... in plaats van te zeggen dat ze er beter mee ophouden. Zij laat toe dat duizenden heroïneverslaafden dagelijks methadon krijgen “als onderhoudsdosis”... in plaats van die mensen van hun verslaving af te helpen. Zij stopt een massa geld in preventie en hulpverlening, maar geeft tegelijk een gedoogsignaal aan de jongeren. Dàt is de realiteit van vandaag, dàt is het schandalige beleid dat we te danken hebben aan de traditionele partijen. Elke rechtgeaarde ouder kan hieruit zijn besluiten trekken.
Ons standpunt is duidelijk: drugs zijn toxisch, tasten de mens in zijn lichamelijke en psychische integriteit aan, leiden tot (zware) sociale handicaps en ondermijnen onze samenlevingsstructuren. We staan hierin gelukkig niet alleen: een enquête van Dimarso leerde dat driekwart van de Vlamingen volstrekt gekant is tegen een soepeler beleid inzake drugs.
Tot slot twee citaten. Het eerste komt uit een verslag van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties: “Drugs en psychotrope stoffen vormen een ernstige en aanhoudende bedreiging voor de gezondheid en het welzijn van de mensheid, voor de stabiliteit van de naties, voor de politieke, economische, sociale en culturele structuren van alle samenlevingen en voor het leven en de waardigheid van miljoenen mensen, inzonderheid de jongeren.” Het tweede is van Pino Arlacchi, Directeur van de Drugs- en Misdaadbestrijdingsdienst ODCCP van de Verenigde Naties “Wie als individueel land gaat legaliseren of depenaliseren, stelt zich bijzonder kwetsbaar op op de geglobaliseerde drugshandelsmarkt.”
Deze boodschappen worden door de traditionele partijen in dit land duidelijk niet ter harte genomen. Alleen een krachtig signaal van de burger, bijvoorbeeld via een volgende verkiezingsoverwinning van het Vlaams Blok, kan dan ook aan het huidige misdadige drugsbeleid van deze regering een halt toeroepen. |